De Commissie van Experts Fossiele Industrie, onder voorzitterschap van strategiedecaan Arwin van Buuren, heeft de afgelopen maanden onderzocht in hoeverre de universiteit nog wil samenwerken met de fossiele industrie. De conclusie is dat samenwerking nog wel mogelijk is, maar onder striktere voorwaarden. Daarvoor is een ‘toetsingskader’ ontwikkeld waarmee decanen, wetenschappers en studieverenigingen kunnen toetsen of een bepaalde samenwerking nog een goed idee is. Academische vrijheid staat daarbij centraal, maar ook het afbouwen van investeringen in fossiele brandstoffen.
Niet actief tegenwerken
Met behulp van het toetsingskader kunnen wetenschappers kijken of partners uit de fossiele industrie voldoen aan het ‘morele minimum’. Dan gaat het bijvoorbeeld over de doelstellingen uit het Klimaatakkoord van Parijs. Daarin staat onder andere dat de fossiele industrie in 2050 netto nul uitstoot moet produceren en moet bijdragen aan het beperken van de wereldwijde temperatuurstijging tot maximaal 2 graden Celsius. Ook mag een fossiele partner van de universiteit niet actief lobbyen tegen klimaatbeleid en -regelgeving.
Voor bestaande samenwerkingen beveelt de commissie aan om kortlopende samenwerkingen af te ronden en langlopende samenwerkingen te herzien. Ook aan de EUR verbonden partijen zoals de Erasmus Holding, de RSM BV, Erasmus Enterprise en het Trustfonds worden gevraagd of ze dezelfde voorwaarden kunnen hanteren.
Klimaatnoodtoestand
Begin 2024 riep de universiteit de ‘klimaatnoodtoestand’ uit en organiseerde ze enkele duurzaamheidsdialogen naar aanleiding van studentenprotesten van OccupyEUR. Tijdens die dialogen werd afgesproken dat een commissie de samenwerkingsverbanden met de fossiele industrie tegen het licht zou houden. De commissie is met de publicatie van het advies opgeheven.
Ik lees dat de Erasmus Universiteit wil stoppen met samenwerkingen met bedrijven die zich niet houden aan het Klimaatakkoord van Parijs. Dat klinkt als een stap in de goede richting.
Toch vraag ik me af hoe consequent dit beleid is. Wordt er ook kritisch gekeken naar universiteiten of instellingen uit landen die betrokken zijn bij mensenrechtenschendingen, oorlogsmisdaden of zelfs mogelijk genocide? Het voelt wat dubbel als er wel eisen worden gesteld aan klimaatbeleid, maar andere ernstige kwesties buiten beschouwing blijven.
Als we als universiteit morele standaarden hanteren, zou dat dan niet voor álle samenwerkingen moeten gelden? Dus ook bij instellingen uit landen die in opspraak zijn?
Beste Jul,
Ik heb goed nieuws voor je. Er is een andere commissie, de Commissie Gevoelige Samenwerkingsverbanden, die exact dat onderzoekt. Die is op dit moment met het dossier Israël/Palestina bezig en komt zeer binnenkort met adviezen voor individuele banden met Israëlische instellingen. Dit was ons meest recente artikel over deze commissie: https://www.erasmusmagazine.nl/2025/04/09/adviescommissie-gaat-banden-met-israel-en-palestina-verschillend-toetsen-vanwege-machtsverhouding/
Reageren niet meer mogelijk.