Waar gaat je onderzoek over?
“Ik heb gekeken naar filmtoerisme op kwetsbare plekken in Brazilië. Toen de film Cidade de Deus (ook bekend als City of God) uitkwam, werd bijvoorbeeld favelatoerisme ineens een ding. Het onderzoek naar filmtoerisme is meestal meer gericht op het mondiale Noorden: Europa, Nieuw-Zeeland, Australië, de VS. Vaak is het erg optimistisch over de voordelen die filmtoerisme oplevert voor lokale gemeenschappen. Zie bijvoorbeeld Downton Abbey of Braveheart. Maar voor kwetsbare gemeenschappen, waar filmtoerisme meer spontaan opkomt, is het helemaal niet vanzelfsprekend dat populaire audiovisuele projecten een blijvend gunstig effect hebben.”
Wat waren je belangrijkste bevindingen?
“In de gemeenschappen worden filminitiatieven vaak met optimisme begroet. De mensen zien deze projecten als kansen voor lokale ontwikkeling en soms ook als een reden om trots te zijn op de plaats waar ze wonen. Ze willen graag met filmmakers samenwerken en hopen de vruchten te kunnen plukken van het filmtoerisme, ook nadat het project klaar is.
“Dat is vaak precies de belofte die beleidsmakers of filmmakers doen aan het begin van zo’n project. En ja, de gemeenschappen profiteren er inderdaad van, zolang het project bezig is. De restaurants en hotels zitten vol. Er worden mensen als figuranten ingehuurd. Maar contextuele factoren en de machtsverhoudingen tussen de mensen die bij het project betrokken zijn, kunnen een bredere participatie van de gemeenschap in de weg staan. Wanneer de filmmakers weggaan, zijn de hotels en restaurants weer leeg en blijft de gemeenschap met lege handen achter.”
Ik kan me zo voorstellen dat het moeilijk is om in contact te komen met mensen in deze kwetsbare gemeenschappen. Hoe heb je dat aangepakt?
“Voor elke casestudy had ik contact gehad met mensen die ik sleutelfiguren noem. Zij brachten me naar de plaatsen in kwestie en stelden me voor aan andere mensen. Dat was een goede manier om vertrouwen op te bouwen. In de favela’s had ik bijvoorbeeld eerst contact met lokale gidsen. Via hen ontmoette ik andere mensen die ik via Google niet had kunnen vinden, zoals de hoofd-locatiescout voor de televisieserie I Love Paraisópolis of lokale ondernemers en kopstukken uit de gemeenschap.”
Heeft de coronacrisis je onderzoek in de weg gestaan?
“Het meeste veldwerk had ik gelukkig al kunnen doen. Mijn derde casestudy was het Alter do Chão Film Festival. In eerste instantie ging ik daarheen om een seminar te geven over mijn onderzoek. Maar toen ik daar was, zag ik hoe relevant het project was en besloot ik het als casestudy op te nemen. Ik heb daar heel wat interessante mensen leren kennen en dat hielp enorm toen we later tijdens de pandemie interviews online moesten doen. Het festival is midden in het Amazonegebied, dus niet iedereen had stabiel internet, maar over het algemeen ging het toch best soepel.”
Hoe wist je dat je aan de universiteit wilde werken?
“In de masterfase van mijn studie raakte ik helemaal verslingerd aan de universiteit. In Brazilië studeerde ik journalistiek en dat was best praktijkgericht. Daarna heb ik als persvoorlichter gewerkt bij het toerismebureau van Rio de Janeiro en als copywriter bij een start-up. Toen ben ik naar Amsterdam gekomen om een master mediastudies te doen. Ik had geen betere beslissing kunnen nemen. Het heeft mijn blik heel erg verruimd. Onze discussies op college over artikelen waren heel leerzaam en inspirerend. Ik ben gek op media en ik vind het heerlijk om er aan de hand van theorieën en concepten over te discussiëren.”
Kun je hoogte- en dieptepunten noemen van je promotietraject?
“Ik heb veel steun gehad aan al mijn geweldige collega’s, begeleiders en medepromovendi bij de Afdeling Cultuurwetenschappen, met wie ik mijn successen en mislukkingen kon delen. Ik heb ook gemerkt dat ik lesgeven heel leuk vind. Hier in Nederland hebben promovendi veel verantwoordelijkheid als het gaat om onderwijstaken. Je leert er veel van als je op die plek wordt gezet. Maar lesgeven aan het begin van de pandemie was wel een dieptepunt. Ik zat les te geven voor een scherm vol zwarte blokjes met namen. Het was toen best moeilijk om gemotiveerd te blijven.”
Ik zag dat je ook nog interessante dingen hebt gedaan naast je promotieonderzoek. Je zat in de selectiecommissie van het internationale wetenschapsfilmfestival InScience in Nijmegen. Hoe is dat gegaan?
“Ik moest negentig wetenschapsfilms kijken, maar daar zaten gelukkig ook korte films tussen. Het was zo leuk om met andere leden van de commissie te bespreken of de films al dan niet geschikt waren voor het festival! Ik vind het werk aan de universiteit leuk, maar ik heb er ook graag iets naast wat praktischer is. Het was goed om mijn hoofd een beetje los te maken van het onderzoek en met beide benen op de grond te blijven staan.”
Ben je films al zat?
“Absoluut niet, film is zo’n mooie manier om verhalen te vertellen! Ik mag dan mediawetenschapper zijn, maar ik ben vooral ook een onverzadigbare mediaconsument. Ik kijk véél te veel series en films. Ik probeer ten minste eens in de week naar de bioscoop te gaan. Soms doe ik ook zelf aan filmtoerisme. Toen mijn moeder overkwam uit Brazilië hebben we een Game of Thrones-reis gemaakt in Kroatië. Ik vind het superleuk als ik mijn interesses als fan en als onderzoeker kan combineren. Dat maakt mijn werk nog leuker.”