In een brief aan onder andere de Onderwijsinspectie schrijven 27 masterstudenten Strafrecht van de Erasmus School of Law (ESL) dat ze ‘grote onvrede voelen’ over het vak Onderzoekspracticum verdiepend formeel strafrecht. “Het is alsof dit vak erop gericht is om zoveel mogelijk studenten te laten zakken”, vertellen ze.
De studenten besloten deze stap te nemen omdat ‘de docenten niet naar de studenten willen luisteren’. “Ze zijn op de hoogte van de onvrede onder studenten, maar passen het beleid niet aan”, staat in de brief, die ook in bezit is van Erasmus Magazine. “We willen onze stem laten horen, niet alleen maar voor ons, maar ook voor toekomstige masterstudenten.”
Drie masterstudenten Strafrecht lichten hun klachten toe aan EM, op voorwaarde van anonimiteit. “Veel studenten herkennen zich hierin, maar ze ondertekenen de brief niet uit angst voor benadeling bij de beoordeling van toekomstige tentamens, opdrachten en de masterscriptie”, zegt een van de studenten. “Die angst hebben wij ook. Om die redenen willen we graag anoniem blijven.”
Hoge eisen
Volgens de studenten zijn de eisen van het vak te hoog. “Ik had een andere keuze gemaakt bij het kiezen van een universiteit, als de regels van het vak vooraf bekend waren geweest”, zegt een student.
In totaal kent het vak Onderzoekspracticum vijf opdrachten, waarvan drie schriftelijk en twee mondeling. Studenten mogen niet lager dan een vier halen voor een van de opdrachten. Bovendien mogen ze slechts voor een van de drie schriftelijke opdrachten en een van de twee mondelinge opdrachten een onvoldoende halen. Halen ze meer onvoldoendes of lager dan een vier, mogen ze de rest van het vak niet meer volgen. Het vak biedt bovendien geen herkansingsmogelijkheid, niet voor het geheel en ook niet voor afzonderlijke opdrachten.
‘We worden ook uitgesloten van het masterscriptietraject als we het vak niet hebben gehaald’
Volgens de studenten zijn deze regels disproportioneel. Dat zou onder meer blijken uit de slagingspercentages. 57 procent van de 73 studenten die dit collegejaar aan het vak begonnen zijn, viel al af na de tweede opdracht of stopte voortijdig met het vak. “Als extra sanctie worden we ook uitgesloten van het masterscriptietraject als we het vak niet hebben gehaald”, voegt een andere student toe. De enige optie is dan om het vak in het volgende collegejaar opnieuw te volgen. Zelf is deze student er een voorbeeld van. Die heeft dit collegejaar het vak opnieuw gedaan, weer zonder succes. Met als resultaat nog een jaar studievertraging en bijbehorende kosten. “Ik heb door dit vak twee studiejaren verloren en sta nu nog met lege handen, zonder diploma, terwijl ik alle vakken heb gehaald behalve het Onderzoekspracticum. Nu moet ik weer wachten tot september om het vak opnieuw te doen voordat ik aan mijn masterscriptie kan beginnen.”
Onzorgvuldig
Ook de manier van beoordelen is volgens de 27 masterstudenten problematisch. Ze vinden de beoordeling onzorgvuldig, willekeurig en niet transparant genoeg. De opdrachten in het vak worden beoordeeld met plussen en minnen. Per opdracht krijgen verschillende onderdelen een score van ++ (uitstekend) tot – – (slecht). Een optelsom daarvan bepaalt uiteindelijk het cijfer. Die scores en onderdelen zijn vooraf bekend, maar hoe de plussen en minnen onder de streep tot een cijfer leiden niet. “Er is sprake van willekeur”, lichten de studenten toe. “Bovendien wegen de onderdelen niet even zwaar, maar niemand weet welke onderdelen zwaarder wegen en wat de verhouding is.” Daardoor kan er volgens hen geen nauwkeurige beoordeling plaatsvinden en valt het cijfer achteraf niet te controleren.
Angstcultuur
Volgens de studenten is de sfeer tijdens en rond de colleges ‘zeer negatief en stressvol’. Ze spreken zelfs van ‘een angstcultuur’. “Vanaf het eerste college herhalen de docenten elke keer dat veel studenten het vak niet zullen halen”, vertelt een student. “En dat ‘alleen excellente studenten zich op deze manier zullen manifesteren’.” Dat resulteert in onnodig veel stress en faalangst, vertellen ze. “Docenten benoemen het nadrukkelijk als iemand ‘iets doms’ zegt tijdens het college. Op een gegeven moment durven studenten niets meer in te brengen tijdens de werkgroep omdat ze bang zijn fouten te maken.”
Een student voegt toe: “Ik heb het vak uiteindelijk gehaald, maar ik vond het een nare ervaring. Dit wens ik niemand toe, vandaar dat ik ook hier zit.”
Serieus nemen
Onderwijsdecaan masteropleidingen Maarten Verbrugh van de ESL heeft de brief met klachten van de studenten ook ontvangen. Hij zegt dat de faculteit de klacht ‘heel serieus’ neemt. “Het Onderzoekspracticum is inderdaad een intensief vak. Studenten vinden het zwaar, maar achteraf zeggen ze dat ze daar het meest van hebben geleerd”, vertelt hij. “Ik denk dat heel veel studenten er heel tevreden over zijn dat de docenten enorm betrokken zijn. Dat beeld komt sterk naar voren uit de curriculumevaluaties over de afgelopen jaren.”
De signalen over een angstcultuur binnen het vak zijn nieuw voor Verbrugh. “Dat is niet wat ik in de sectie Strafrecht herken, maar dat een aantal studenten het zo ervaart, is vervelend”, zegt hij. “We gaan hier natuurlijk mee aan de slag, want het is belangrijk dat studenten de leeromgeving veilig vinden.”
‘Studenten vinden het vak zwaar, maar achteraf zeggen ze dat ze daar het meest van hebben geleerd’
De lat ligt hoog
Verbrugh erkent dat de lat hoog ligt bij het vak. “Dit model onderwijs is landelijk erkend als best practice door de accreditatiecommissie”, licht hij toe. “In dit vak werk je heel intensief met elkaar samen voor groepsopdrachten met allerlei onderdelen en deelcijfers. Daarom is het ook niet mogelijk om het vak te herkansen.”
Dat de studenten niet aan hun scriptie mogen beginnen als ze het vak Onderzoekspracticum niet hebben gehaald is een algemene regel bij de masteropleidingen van de ESL. “Als jurist moet je heel goed schrijven en daar ligt de nadruk op in dit vak”, aldus Verbrugh. “Om een masterscriptie te schrijven moeten je schrijfvaardigheden op niveau zijn. Dus als je het Onderzoekspracticum niet haalt, dan ben je ook niet in staat om de scriptie goed te schrijven omdat je de basis nog niet op orde hebt.” Op die manier probeert de faculteit studenten te beschermen tegen een onvoorbereid scriptietraject. “We zien vaak dat studenten struikelen en te lang doen over hun scriptie omdat ze bepaalde onderdelen nog niet onder de knie hebben, en dat willen we voorkomen.”
Concrete stappen
De ESL heeft de brief als een officiële klacht opgepakt, aldus Verbrugh. Hij heeft gesprekken gevoerd met de sectie Strafrecht en de Opleidingscommissie. “Ik heb ook uitgebreid correspondentie gehad met de initiatiefnemer van de brief.” Deze week spreekt hij met een aantal studenten die de brief ondertekenden.
“Voor ons is de schade al geleden”, vertellen de studenten. “Maar we hopen dat er structurele veranderingen plaatsvinden in de toekomst, dat bijvoorbeeld dezelfde regels faculteitsbreed worden gehanteerd voor de vakken Onderzoekspracticum.”
Verbrugh: “Elk jaar evalueren we alle vakken en veranderen we ze waar nodig. Zo vindt er in februari of maart opnieuw een bijeenkomst plaats met alle masters om best practices over de onderzoekspractica uit te wisselen. Ervaring leert dat dit altijd verbeterpunten oplevert. Ongetwijfeld komen er dan ook voor Strafrecht verbeterpunten, maar welke dat precies zijn, is nu nog niet te zeggen.”
Schriftelijke reactie ESL
In een schriftelijke reactie reageert onderwijsdecaan Maarten Verbrugh op een aantal punten:
- Er is zorgvuldigheid geboden met aanpassingen op basis van de brief, nu zes van de 27 studenten na een oproep hiertoe hebben bevestigd de brief daadwerkelijk te willen ondertekenen (van de overige 21 studenten hebben ze geen reactie gekregen, red.) en geen enkele student op het vragenuurtje, dat door de studentleden van de Opleidingscommissie was georganiseerd voorafgaande aan de behandeling van de brief, is gekomen. En ook bij het vertrouwelijke gesprek dat over enkele dagen met mij zal plaatsvinden, kan ik volgens de initiatiefnemer van de brief drie á vier studenten verwachten.
- Wat betreft een angstcultuur is voorzichtigheid geboden, nu in de curriculumevaluaties van de master Strafrecht in de afgelopen jaren, die een respons kennen van circa 90 procent, geen antwoorden zijn gegeven die wijzen op de aanwezigheid van een angstcultuur. Over het algemeen wordt daarin gewezen op grote betrokkenheid en expertise van docenten.
- We wijzen erop dat het vak naar aanleiding van vorige evaluaties sinds dit jaar een (onverplichte) oefenopdracht kent, naast een instaptoets, en dat er tweemaal een ‘vragenuurtje’ is ingelast over de opdrachten.
- Zeven van de 73 studenten hebben zelf de keuze gemaakt vóór de tweede schriftelijke opdracht te stoppen met het vak. Wanneer we dat meenemen, heeft 63 procent het vak gehaald.
- Wat betreft de beoordelingen melden we dat van willekeur geen sprake is en per student heel goed uit te leggen is waarop het cijfer is gebaseerd. Er wordt op masterniveau getoetst met schrijfopdrachten die vaak niet één vastomlijnd antwoord kennen. Daarom krijgen studenten naast een ingevuld beoordelingsformulier tal van opmerkingen op maat in de nagekeken opdracht zelf. Ook werken docenten met een globaal antwoordmodel en overleggen zij periodiek. Hele hoge cijfers en onvoldoendes worden bovendien door een tweede docent beoordeeld. Het voorgaande neemt niet weg dat ik naar aanleiding van de brief heel serieus in gesprek ben en blijf met de sectie om te bekijken of de beoordeling op onderdelen beter kan en of de lat bij Strafrecht voor dit vak mogelijk wat te hoog ligt.
Ik ben benieuwd naar wat de Onderwijsinspectie met de melding doet. In de regel wijst de Inspectie terug naar interne procedures en geschillencommissies. De Inspectie neemt volgens het algemene beleid geen “individuele” klachten op en zal ook geen terugkoppeling geven. Ook gevoegde klachten zouden kunnen worden afgedaan als een verzameling individuele casus. Bovendien zal de Inspectie slechts beoordelen of door de opleiding voldaan is aan de formele vereisten.
Reageren niet meer mogelijk.