Hoe slecht het volgens wetenschappelijk onderzoek ook is, ik ben verslaafd aan snoozen. Het is dé guilty pleasure waarmee ik mijn dag het liefst begin. Misschien heeft het ermee te maken dat ik een pesthekel heb aan vroeg opstaan. Misschien komt het omdat ik elke dag te laat naar bed ga. Feit is dat ik super geïrriteerd raak van het geluid van mijn wekker.

Nadat mijn wekker voor de eerste keer is afgegaan, ontrolt mijn ochtendritueel zich volgens een vast scenario: met half dichtgeknepen ogen zoek ik mijn telefoon. Eenmaal gevonden, druk ik met een zucht de wekker weg en knijp ik mijn ogen gauw weer dicht. Ik schrik pas weer wakker als ik de buren, een gezin met jonge kinderen, hoor ontbijten (soms verraadt een extra gil van de dochter dat mama vanochtend in plaats van Nutella kaas op haar boterham heeft gedaan). Ik zie al wat licht door de gordijnen schijnen, maar desalniettemin blijf ik nog even liggen. Het betere snoozen dus.

Toch gaat het leven van een professionele snoozer niet altijd van een leien dakje. Ondanks dat telefoonfabrikanten bewust de snooze-tijd tot een maximum van negen minuten hebben beperkt, gebeurt het mij regelmatig dat mijn lichaam me na een aantal keer snoozen in de steek laat, waardoor de snooze overgaat in slaap, en ik pas twee uur later wakker word – te laat dus.

Enfin, of ik me nu verslapen heb of ver-snoozed, op een gegeven moment sta zelfs ik op, hijs me hals over kop in wat kledingstukken en rep me zonder te wassen naar de keuken om wat muesli in een kom te gooien. Na vijf happen kletter ik de nog halfvolle kom op het aanrecht, sprint mijn huis uit en spring op de fiets om nog op tijd – of net niet – te komen voor mijn werkgroep. Ik kwak mijn fiets ergens neer voor het T-gebouw en ren naar de lift. En elke keer weer als ik mezelf bekijk in spiegel van de lift, besef ik pas hoe ik eruitzie: als een wrak.

Eigenlijk zou ik er gewoon mee moeten kappen, met die bedlegerigheid. En net zo doen als zoveel andere mensen: mensen die wél in staat zijn om direct op te staan als hun wekker gaat. Die wél weten hoe ze fris en fruitig voor de dag moeten komen, en wél tijd hebben om uitgebreid te ontbijten. Ja, mensen die het zo goed voor elkaar hebben, dat ze zelfs voor het eerste college nog een rondje hard gaan lopen.

Ja, eigenlijk wil ik mezelf écht wel veranderen. Maar totdat ik niet weet hoe dat moet, draai ik me gewoon nog een keertje om.

Wouter Meijer (23) is masterstudent Health Care Management.