Die dag is de kip gevallen en met haar gezicht op de grond terechtgekomen. Ze beweegt nog met haar arm en trekt zich met elke uithaal een stukje over de boulevard. Zo kruipt ze langzaam tussen de tafeltjes door.
Als kind zag ik een keer een duif overreden worden door een auto. Hij verdween helemaal onder het wiel in een wolk van veren. Hij vloog nog een paar meter verder, maar viel toen weer op de grond. Om zich vanaf daar verder te slepen en onder een heg te kruipen. Ik weet nog dat ik opgelucht was dat hij niet in een keer uit elkaar gereten was door de auto. Ik liep later nog terug naar de heg, maar ik heb hem niet meer gezien. Lang bleef ik aan de duif denken.
De duif was ooit in leven, en is nu dood. De kip van Eva Chicken heeft nooit geleefd, maar ik vind haar levender dan ooit nu ik haar over de grond zie kruipen. Dat ze niet opgeeft, terwijl er bijna niemand meer naar haar omkijkt. De beweging waar ze normaal lachend mensen mee naar binnen haalt, lijkt nu haar zwanenzang. Ik zie machteloos tussen de voorbijgangers door hoe ze stuiptrekt. Het voelt pijnlijk menselijk om door te bewegen in een kwetsbare situatie, met herhalende, zinloze inspanning.
Ik voel me de laatste tijd soms net als de kip, die ik Eva ben gaan noemen. Veel gezicht-op-de-grond-momenten. Vooral in de stilteruimte van de bibliotheek, wanneer ik de zon onder zie gaan. Dan word ik omvergewaaid door de scriptiestress en moet ik mezelf naar huis slepen. Gelukkig heb ik vrienden om me heen die me weer rechtop kunnen zetten.
Ook Eva heeft mensen die naar haar omkijken. Op de terugweg zwaait ze weer naar me.