“Het belangrijkste doel voor het laatste coschap is volgens mij: die laatste stap maken van coassistent naar arts-assistent”, vertelt Joyce Wouts, arts op de spoedeisende hulp in het Admiraal de Ruyter Ziekenhuis te Goes. Studenten kunnen alleen voor hun laatste coschap voor de spoedeisende hulp kiezen. Het hele jaar door lopen op deze afdeling twee Rotterdamse coassistenten rond, steeds voor een periode van twaalf weken. “Als ze beginnen zijn ze al vertrouwd met aan het bed van een patiënt staan. Nu moeten ze leren zelfstandiger te beslissen.” Wouts wil dat ze zelf klachten in kaart brengen, nadenken over een plan en dat aan haar voorleggen. “Hierna moeten ze dit helemaal alleen doen, aan dat zelfvertrouwen bouwen we.”
Een kleine vierhonderd studenten beginnen jaarlijks vanuit de Rotterdamse geneeskundeopleiding met de coschappen. De coschappen zijn – samen met het masteronderzoek – de laatste horde, een twee jaar durende stage die van een student een goede dokter moet maken. Hoe doen begeleiders dat?
“Wat een goede arts maakt, is vaak heel subtiel. Naast de officiële kaders waar de coassistent aan moet voldoen natuurlijk. Dat subtiele is wel heel belangrijk”, vertelt Anneke Dijkman, gynaecoloog in het Reinier de Graaf Gasthuis in Delft. Ze is de eindbeoordelaar voor de Rotterdamse coassistenten gynaecologie. Dat zijn er steeds twee of drie tegelijk, die ze vijf weken onder haar hoede heeft. “Tijdens je coschappen ontwikkel je je eigen stijl. Artsen zijn de rolmodellen van wie je leert, zowel positief als negatief. Ik vraag vaak: wat neem je mee uit deze dag? Wat heb je vandaag bij mij gezien dat je opviel? Het gebeurt weleens dat een coassistent zegt: ‘Ik had een aanvaring met een specialist die onaardig was. Ik wil dat zelf nooit zo doen.’ Ik moedig dan aan: spreek je uit, neem dat mee, onthoud dit, leer hiervan. Zo ontwikkel je heel bewust die eigen stijl.”
Dit artikel is onderdeel van een onderzoeksjournalistiek project over waarom het zo moeilijk is om ongeschikte geneeskundestudenten van de opleiding te sturen. Daarvoor sprak journalist Tessa Hofland met achttien betrokkenen, voornamelijk artsen en begeleiders van coassistenten, en dook ze in wet- en regelgeving, plannen, onderzoek en artikelen over het onderwerp. Wil je meer weten, of heb je vragen, opmerkingen of tips? Neem contact op met de auteur.
Overweldigend
Artsen begeleiden coassistenten altijd naast hun hoofdtaak: zorg voor patiënten. Voor de ene afdeling is dat een grotere uitdaging dan voor de andere. Als arts op de spoedeisende hulp krijgt Wouts een goed beeld van de co als ze samen dienst hebben. Heeft ze een week nachtdiensten – en die heeft ze veel – dan is het een stuk lastiger. “Idealiter hebben we hier twee personen die eindbeoordelingen kunnen doen, maar door krapte in de vakgroep lukt dat nu niet. Met wisselende diensten en waarnemend artsen is het soms lastig een oogje in het zeil te houden.”

Op de gynaecologieafdeling in het Sophia Kinderziekenhuis is dat heel anders. Gynaecoloog Suzanne Peeters begeleidt daar vijf coassistenten. De werktijden zijn regelmatiger en afspraken met patiënten kunnen voorbereid worden. Die voorbereiding wordt gedaan door coassistenten. Peeters vindt het belangrijk dat begeleiders meteen een gesprek over leerdoelen voeren en een vertrouwensband opbouwen met de student. “Je coschappen zijn overweldigend, want je komt op een afdeling waar best wel heftige dingen gebeuren”, vertelt Peeters. “Dus daar kan je zeker in het begin van je carrière van onder de indruk zijn.”
Een coassistent moet in korte tijd nieuwe mensen leren kennen en veel leren, steeds op een andere plek. De Delftse gynaecoloog Anneke Dijkman ziet vaak aan de nieuwe coassistenten hoe het is om je verloren te voelen als ze beginnen op een afdeling. “Het duurt soms wat langer voordat iemand lekker in zijn vel zit en dan goed dingen kan vragen of leren. Hoe eerder je zoiets adresseert, hoe beter iemand durft te benoemen wat diegene wil leren.”
Weg met die cijfers
Sinds september 2023 worden coassistenten op een nieuwe manier beoordeeld. De grootste en belangrijkste verandering is dat er geen cijfers meer gegeven worden. Daarvoor werd per coschap één beoordeling gegeven, in de vorm van een cijfer. Nu moeten per taak of verplicht leerdoel meerdere, korte formulieren worden ingevuld. Een besliscommissie kijkt meerdere keren naar de formulieren. Ziet die vaker dezelfde twijfels bij artsen, dan kan een student aanvullende opdrachten krijgen of zelfs tijdelijk moeten stoppen met de coschappen.
Dat heeft meerdere voordelen, vindt gynaecoloog Peeters, als programmadirecteur Erasmusarts2030 betrokken bij herziening van het geneeskundeonderwijs Daarin krijgt professionele ontwikkeling nog meer ruimte. “Gechargeerd gezegd kreeg iemand wel eens een zes als hij beloofde die betreffende specialisatie niet te kiezen. Dat kan nu niet meer.” Eerst kregen studenten een grotere beoordeling, nu meerdere kleine en meer gericht op vaardigheden, zoals een katheterisatie. Zo worden de studenten gedwongen te oefenen, zegt Peeters. “Eerst waren er ook die dachten: dat vind ik spannend, dat ga ik even niet doen. Ook dat kan niet meer.”
Cardioloog René Tio is het al jaren gewend. In het Catharina Ziekenhuis Eindhoven waar hij werkt, komen coassistenten van verschillende geneeskundeopleidingen. De co’s van de Universiteit Maastricht krijgen al jaren geen cijfers meer. En dat vindt hij een hele opluchting. De focus ligt nu meer op de ontwikkeling van de toekomstig arts. “Eigenlijk gaat het maar om één vraag als je een coassistent beoordeelt: wil je deze jonge dokter straks aan jouw bed?”
Dijkman is opgelucht dat er minder discussie is over cijfers. “De gemiddelde coassistent wilde een acht of hoger. Daarom ben ik zo blij dat die cijfers weg zijn. Het gaat niet om een cijfer, maar om wat voor professionele kwaliteiten je hebt ontwikkeld.”
Minder prestatiedruk heeft volgens Dijkman nog een voordeel: een gezonde generatie artsen. “Perfectionisme zit in onze beroepsgroep. Burn-outklachten zijn al een groot probleem in dit vakgebied.” Uit recent onderzoek blijkt dat 38 procent van de jonge artsen de werkdruk te hoog vindt. Een kwart van alle artsen in opleiding tot specialist overwogen afgelopen jaar te stoppen met de opleiding. “We moeten zorgen dat het perfectionisme niet tegen ons gaat werken, en dat begint bij de opleiding en begeleiding.”
Spreekuur
Huisarts Martijn Elings heeft zijn eigen praktijk op Zuid. Als huisarts begeleidt hij studenten aan het einde van hun coschappen. Daardoor kunnen ze al snel zelfstandig aan de slag. “Op dag twee nemen ze bij mij al een deel van het spreekuur over. Ga maar beginnen. Iedere coassistent doet het op zijn eigen manier. Soms met veel voorbereiding, soms met veel horten en stoten en onderbrekingen, soms meteen heel soepel.”
Elings heeft altijd maar één coassistent tegelijk. Zo ziet hij snel wat voor arts hij voor zich heeft en heeft hij tijd voor diepere gesprekken. “Dit is de fase waarin ze moeten dromen over hun verdere carrière. Ik probeer ze te laten nadenken over waarom ze dokter willen worden. Vaak is die motivatie complexer dan ‘mensen beter maken’. Het kan een zoektocht zijn naar voldoening, je ouders trots willen maken, aanzien, of iets goeds doen in deze wereld.”
Het is volgens Elings belangrijk dat de opleiding meer doet aan persoonlijke ontwikkeling. “Dat is ook mijn vak als huisarts: naar de mens achter het verhaal kijken. Daarom kijk ik ook naar de mens achter de coassistent.” Dat helpt volgens hem studenten om bewuste keuzes te maken in hun handelen als arts en in de keuzes voor een vervolgopleiding. Geneeskundestudenten zijn vaak sterk gemotiveerd voor hun studie, maar ze moeten zichzelf niet uit het oog verliezen, vindt Elings. Ze zijn meer dan alleen dokter en ook dat moeten ze verkennen, vindt hij.
Witte jas
Geneeskundestudenten staan bekend als ijverige studenten met een duidelijke stip op de horizon: arts worden. Soms dromen ze er al van op de middelbare school. “Het is bij Geneeskunde anders dan bij veel andere opleidingen”, vertelt gynaecoloog Peeters. “Studenten komen vanaf dag één in het ziekenhuis. Waar de patiënten in bedden langsgereden worden, of in rolstoelen. Mensen komen hier huilend, zingend en alles ertussen naar buiten. En daartussen beweeg jij je als student.”
Rotterdamse geneeskundestudenten ondergaan daarom in het eerste studiejaar een integriteitsceremonie. De boodschap is: als student ben je meteen al onderdeel van de beroepsgroep. “En daar moet je op een integere manier mee omgaan”, vult Peeters aan. “De patiënt ziet jou als dokter, zeker als je als coassistent een witte jas draagt. Arts en patiënt zien elkaar voor het eerst en direct moet alles op tafel komen. Je gaat letterlijk met je handen in een mens. Als je dat op straat zou doen, word je aangehouden. Van die verantwoordelijkheid moeten studenten zich al vroeg bewust zijn.”
Twijfels
Veruit de meeste studenten zijn hartstikke geschikt voor het artsenvak, beaamt iedere begeleider die EM sprak. Maar niet iedere coassistent past bij iedere specialisatie. “Ik heb nooit getwijfeld of een co geschikt zou zijn als arts”, vertelt Wouts. “Wel heb ik gedacht: de spoedeisende hulp is niet jouw plek.” Ze bespreekt die twijfels altijd met de coassistent. “Studenten reageren daar heel goed op. Ik zou ook met een gerust hart hun patiënt zijn op een polikliniek, waar ze de afspraak rustig kunnen voorbereiden. Deze studenten kregen dan ook een voldoende.”
Dijkman benadrukt dat studenten stagelopen om te leren. Niet alleen technische vaardigheden zijn daarbij belangrijk. “Communicatie draait bijvoorbeeld heel erg om het subtiele, enkele woorden, welke mimiek. Tijdens een anamnese zeggen: ‘Ik doe even mijn verhaaltje, daarna het onderzoek’ klinkt heel anders dan: ‘Ik stel u eerst een aantal vragen, en hierna volgt het lichamelijk onderzoek.’ Daar heb ik een coassistent op aangesproken. Bij onze specialisatie vraag je patiënten hele intieme dingen, zaken die je misschien niet eens aan je beste vrienden vraagt. Een wat afstandelijker persoon kan een hele goede arts zijn, maar in sommige velden heb je wat meer communicatie nodig.” Bij een andere specialisatie kan iemand dan nog steeds uitstekend op zijn plek zijn, benadrukt ze.
Naar huis gestuurd
Wie wél eens een coassistent naar huis heeft gestuurd is Elings. De huisarts zat met de handen in het haar. Hij vond de student een gevaar voor zijn patiënten. “Hoe kan het zijn dat iemand die medisch niets weet, communicatief niet goed is, geen zelfreflectie heeft, die op alle kernfactoren gewoon op nul zat, hier zat? Ik had echt het idee dat ik voor lul gezet werd.”
Bij in totaal drie studenten heeft Elings getwijfeld over hun geschiktheid als arts. Dan gaat hij eerst het gesprek aan. Wie weet speelt er thuis iets. Soms leidt dat tot een ander inzicht. “Aan een student heb ik achteraf mijn excuses aangeboden. Ik vond dat hij mijn patiënten niet met respect behandelde. Hij deed wat denigrerend over kleine kwalen. We hebben het uitgesproken, het was niet zo dramatisch als ik het ervoer. We waren gewoon geen goede match. Ook dat gebeurt.”
Dat laatste herkent Dijkman. “Op de afdeling hebben we wel eens tegen elkaar gezegd: die persoon zal nooit gynaecoloog worden. Op een andere afdeling lukte het wel. Wij oordelen over een korte, specifieke periode. Een coassistent, zeker in het begin, is nog niet uitgeleerd. Ook voor beoordelen geldt het ezelsbruggetje: laat OMA (Oordelen, Meningen, Aannames) thuis, neem ANNA (Alles Navragen, Niets Aannemen) mee.”
Coassistenten beginnen met tien weken bij Interne Geneeskunde, daarna tien weken bij Heelkunde oftewel chirurgie. Daarna volgen periodes van vijf weken bij meerdere afdelingen. De volgorde is: interne geneeskunde, heelkunde, verloskunde/gynaecologie, kindergeneeskunde, neurologie, psychiatrie en daarna volgen de poliklinische en extramurale coschappen en coschappen naar keuze. Dagelijks bereiden de coassistenten afspraken inhoudelijk voor en lopen ze mee met verschillende artsen. Steeds meer nemen ze de stoel van de arts over, en zit de arts erbij. Tussen de coschappen hebben de studenten twee weken onderwijs ter voorbereiding. Het keuzecoschap, de een na laatste van alle coschappen, is of zes weken of tweemaal drie weken bij een interessegebied naar keuze. Huisartsgeneeskunde is een van de opties voor het keuzecoschap. Het laatste ofwel ‘oudste’ coschap is ook een keuzeplek. Hier brengen studenten twaalf weken door, maar die periode kan uitgebreid worden tot vijftien of achttien weken. Het oudste coschap is een proeve van bekwaamheid.