Vandaag is het een dag voor open schoenen. Het is zondag. Het is bijna warm en ik heb zin om de lente af te dwingen. Ik kies een zonnebril uit en voel dat het tijd is om mijn nieuwe tweedehands muiltjes voor het eerst te dragen. Ze hebben een rode bloem op mijn tenen. Het geeft mijn voeten een cartooneske vorm.
De vlooienmarkt op het Heemraadsplein heeft uiteenlopende verkopers. We negeren de kraampjes met kristalletjes en kinderboeken. Ik maak de fout om een namaakparfum te testen en ruik vanaf dat moment naar een luierzakje dat Dior moet voorstellen. Er zijn veel Dusty Springfield-platen te koop. Ik zie een theepot die me aan Pettson en Findus doet denken. Ik neem hem mee, uit nostalgie voor de Zweedse tekenfilm en omdat ik veel groene thee drink. Het is een witte keramieken pot met een rechte cilindervorm, een groot handvat en een klein handvatje op het bolle deksel.
We lopen over de Heemraadssingel naar de Vierambachtsstraat. Het kost me moeite om over het grind te lopen. We zoeken een terras aan de straat om de voorbijgangers in ons op te nemen. Ze lijken vrolijk, maar we weten niet of ze stijlvol zijn. De meeste mensen dragen hun winterjassen nog: veel verhullende zwarte waterafstotende stoffen.
We lopen terug, naar huis. Ik zet koffie met veel suiker, en mijn huisgenoot legt Björk op de platenspeler. We gaan op de veranda aan de achterkant van het huis zitten. Ik zie dat ik de zool van de hiel van mijn rechtermuil ben verloren en dat het hout van die hak ook al is gaan afslijten. Ik doe mijn schoenen uit. De middag is voorbij. Ik geef mijn huisgenoot een wangkus en loop met de schoenen in mijn hand naar mijn kamer. Het irriteert me dat mijn schoenen kapot zijn gegaan. Een dag later, op maandag, laat ik ze maken.