Je bent gepromoveerd op het Hammondorgel, wat is dat eigenlijk?
“Het elektrische Hammondorgel kwam in 1935 op de markt en was oorspronkelijk bedoeld als vervanger van het grote, logge kerkorgel. Het idee was dat organisten in een kleine, verwarmde kamer, zich (letterlijk) warm konden spelen voordat ze in de koude, grote kerk aan de slag moesten. Het orgel is eerst bekend geworden in de jazz, maar maakte furore in met name symfonische rock. Het heeft een vrij specifiek geluid, een van de bekendere nummers met een prominent Hammondorgel is het rocknummer A whiter shade of pale.”
Je bent zelf een begenadigd Hammond-organist. Waarom wilde je promoveren?
“Ik heb het conservatorium gedaan en ben echt iemand van de praktijk. Ik heb tien jaar leidinggegeven aan twee afdelingen van Codarts in Rotterdam, maar wilde daarna meer terug naar de inhoud. Alleen niet door als muzikant driehonderd keer per jaar op te treden en dag en nacht op tour te zijn, dat is niet meer mijn ambitie.
“Als kunstenaar en muzikant ben ik zelf bezig met het innoveren van het Hammondorgel, met gebruik van nieuwe technologie. Dat is al begonnen op mijn 18e toen ik mijn eerste iconische Hammond wilde vervoeren voor optredens. Ik had geen last van het idee dat het instrument in originele staat moest blijven, dus heb ik het onderstel aangepast. Dat werd op de lange termijn een glijdende schaal waarin ik met behulp van technologie het orgel heb aangepast, ook om bijvoorbeeld data te genereren. Vanuit Codarts deed ik een aantal projecten samen met Erasmus en professor Liesbet van Zoonen zag in mijn fascinatie voor het Hammondorgel en innovatie wel een promotieonderzoek.”
Waar gaat je onderzoek over?
“Ik heb de geschiedenis en toekomst van het Hammondorgel onderzocht. In het begin was de vorm van het onderzoek nog niet duidelijk. In Chicago liggen de archieven van de oorspronkelijke fabriek, daar ben ik ingedoken. Daar kwam een ander beeld naar boven dan het geijkte verhaal, dat begint bij de uitvinder Hammond, de muzikanten die het bekend hebben gemaakt, de lange dip waarin het instrument nauwelijks gebruikt werd en eindigt bij de herontdekking vanaf de jaren negentig.”
Want dat klopt niet?
“Het is vooral onvolledig. Mijn bedoeling was een breed verhaal op te schrijven waarin de vergeten actoren ook een plek krijgen, zoals de rol van de fabriek en alle andere economische, sociale en culturele omstandigheden. Ik heb dat gedaan volgens de actor-netwerktheorie van Bruno Latour. Daarna heb ik dat verhaal gespiegeld naar de huidige tijd, om te kijken hoe innovatie van het instrument er in de toekomst uit zou kunnen zien.”
Wat zijn je belangrijkste conclusies?
“Er waren diverse verschillende omstandigheden die doorslaggevend waren voor de uitvinding. Hammond was een succesvolle klokkenbouwer, die een synchroonmotor had uitgevonden voor klokken. Na de beurscrash in 1929 was er minder vraag naar klokken, waarna hij op zoek ging naar nieuwe toepassingen voor de synchroonmotor. Dat werd het Hammondorgel.
“Een andere belangrijke conclusie is dat de echte innovatie helemaal in het begin zat. Jimmy Smith was de eerste muzikant die het Hammondorgel in de jaren vijftig gebruikte, met een geheel eigen stijl op het populaire Blue Note-label en dat betekende de doorbraak van het orgel in de jazz. Later volgde de doorbraak van het orgel in de jaren zestig en zeventig in de pop- en rock, het was het kenmerkende geluid in symfonische rock. Alleen was er geen sprake van echte innovatie; al die muzikanten gaven aan schatplichtig aan Smith te zijn.
“Het Hammondorgel spreekt tot de verbeelding, om de sound en het instrument zit een magie. De hang naar nostalgie, naar hoe het instrument klinkt, eruitziet, hoe het voelt en ruikt, is de basis van alle ontwikkelingen geweest. Alle moderne (digitale) Hammondorgels klinken nog steeds zoals het eerste Hammondorgel. Muzikanten zitten ook niet op innovatie te wachten, ze vinden niet dat het instrument nog verbeterd kan worden.”
Waarom is het belangrijk dat een instrument blijft innoveren?
“Omdat je op die manier relevant blijft en een groter publiek aan je kan weten te binden, maar vooral ook nieuwe generaties kan inspireren.”
Welke maatschappelijke lessen heb je kunnen trekken voor innovatie?
“Het gaat niet over een goed idee, of een mooi product. Dat is wel de basis. Maar daarna moet je als innovator bewust zijn van de actoren en het spel; de juiste mensen om je heen verzamelen, de juiste timing. Uiteindelijk gaat het om inzicht verkrijgen in processen en dat kunnen toepassen. En er is ook zoiets als té enthousiast zijn, waardoor je mensen afschrikt.”
Hoe heb je het promotietraject ervaren?
“Het was een louterende ervaring. In zes jaar tijd is er geen moment geweest waarop ik rustig achterover kon leunen. Dat heb ik trouwens niet als negatief ervaren, maar achteraf bezien was het intens. Voor mijn promotoren was het ook een leerproces om iemand te begeleiden die zoals ik uit de creatieve hoek komt en alle kanten opging. Maar dat konden ze gelukkig goed.”