Promovenda Lise Zurné vergelijkt de cultuur van re-enactment, het naspelen van historische gebeurtenissen, in Nederland, België, Tsjechië en Indonesië. Voor haar onderzoek deed ze veldwerk in de vier landen. “De spelers zijn vooral mannen, dus als vrouwelijke onderzoeker kreeg je af en toe seksistische opmerkingen of grapjes te horen. Vervelend, maar niet erg.”
Maar in 2019, tijdens een veldwerk in Indonesië, maakte zij meer mee dan seksistische grapjes. Haar contactpersoon, iemand die haar aan bronnen voorstelde en een heel belangrijke rol speelde in het onderzoek, begon haar lastig te vallen. Hij stuurde aanvankelijk appberichtjes en vroeg Zurné uit. Toen ze weigerde, escaleerde zijn gedrag tot bedreigingen en stalken. “Hij zei dat hij mij niet meer zou helpen met mijn onderzoek als ik niet met hem wilde afspreken”, vertelt Zurné. “Ik werd er heel angstig en heel onzeker van.”
Doordat ze zich niet meer veilig voelde, beëindigde Zurné haar onderzoek voortijdig en vertrok ze eerder dan gepland uit haar fieldsite. “Ik heb helemaal geen afscheid genomen van de mensen die mij hebben geholpen, uit angst dat hij er ook zou zijn. Pas toen ik weg was liet ik de mensen weten en bedankte ik hen”, vertelt ze. “Hij werd heel boos dat ik stiekem was vertrokken, dus hij stuurde nare berichten over mij naar alle appgroepen en mensen die contact hadden met mij.”
Structureel gebeurd
Wat Zurné meemaakte, is niet incidenteel. Volgens een enquête onder 666 vrouwelijke onderzoekers heeft 70 procent te maken gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag tijdens het veldwerk. “Dat percentage is heel hoog maar we horen er nauwelijks over”, zegt Zurné. “Als het om grensoverschrijdend gedrag gaat in academia, dan gaat het vaak over wat er op de campus gebeurt en niet zozeer over wat je tijdens het veldwerk meemaakt.”
Toen Zurné terug was in Nederland raakte zij gedemotiveerd. Ze voelde zich angstig en depressief. “Ik wist toen niet waar het vandaan kwam. Ik dacht: wat gebeurde in Indonesië is een afgesloten hoofdstuk. Maar pas na een paar maanden besefte ik hoe heftig het was.” Zeven maanden later meldde ze zich ziek. Toen ze na een jaar ziekteverlof terug was had ze het gevoel dat ze er iets mee moest doen.
Journal samenstellen
Zurné kwam in contact met andere promovendi op andere universiteiten die grensoverschrijdend gedrag of zelfs verkrachting meemaakten tijdens hun veldwerk. In samenwerking met LOVA, een organisatie voor feministische antropologen en genderstudies, organiseerde ze webinars en heeft ze de werkgroep Safety in the Field opgericht. Samen met Janne Heederik en Tine Davids van de Radboud Universiteit nam Zurné de verantwoordelijkheid op zich en stelde ze een journal samen waarin ervaringen van vrouwelijke onderzoekers centraal staan.
Zurné geeft voorbeelden: “Sommige collega’s die onderzoek doen onder militairen of voetbalfans krijgen veel seksistische opmerkingen, ze worden niet serieus genomen en worden niet bij alles betrokken.” Grensoverschrijdend gedrag komt overal voor, benadrukt Zurné, ongeacht de seksuele voorkeuren. “Want niet alleen maar vrouwen in masculiene omgevingen hebben er last van, maar ook een onderzoeker die onderzoek doet naar een lesbische gemeenschap in Senegal maakte het mee.”
De locatie doet er ook niet toe, zegt Zurné. “Het gebeurt niet alleen maar in verre landen, zoals in Afrika of Azië, collega’s die onderzoek doen in Europa hebben dezelfde ervaringen.”
Kwetsbare groep
Iedereen kan grensoverschrijdend gedrag meemaken, maar volgens Zurné zijn jonge promovendi iets kwetsbaarder. “Ze willen heel graag dat het onderzoek lukt en durven minder snel te zeggen dat iets over hun grens gaat, terwijl de ervaring bepalend en relevant is voor het onderzoek”, zegt ze. “Het heeft onder andere impact op de data die je verzamelt en je relatie met de onderzoeksbronnen.” Ze kijkt terug op haar eigen ervaring: “Ik wist bijvoorbeeld dat de re-enactment-groep een opname had, maar ik ging er niet naartoe omdat ik er niet in mijn eentje heen wilde. Ook had ik op een gegeven moment altijd een mannelijke vriend mee omdat ik me niet veilig voelde. Ik zei dat hij moest helpen vertalen, terwijl ik goed genoeg Indonesisch sprak.”
Competitieve wereld
Dat promovendi zich weinig over grensoverschrijdend gedrag tijdens het veldwerk uitspreken heeft volgens Zurné te maken met onder andere de competitieve aard van de academische wereld. “We hebben het alleen over onze successen maar nooit over onze mislukkingen, want als je vertelt over wat er allemaal misgaat dan krijg je een stempel dat je geen goede onderzoeker bent.”
Dat moet veranderen, vindt ze. Iedereen, ook mannelijke onderzoekers, moet zich kwetsbaar durven op te stellen. “Als alleen vrouwelijke onderzoekers of onderzoekers van kleur dit vertellen, dan lijkt het alsof alleen zij dit meemaken. Terwijl ze helemaal geen uitzonderingen zijn.”
Meer steun
Zurné vindt dat er vanuit de academische wereld meer openheid mag komen over de impact die het onderzoek kan hebben voor de onderzoekers. De universiteit heeft beleid over privacy, datamanagement en consent om geïnterviewden te beschermen. Ook heeft de EUR een gids voor onderzoekers die werken in afgelegen of gevaarlijke plekken. “Maar het gaat weinig over grensoverschrijdend gedrag terwijl het dus juist veel voorkomt”, zegt ze.
Ook vindt Zurné belangrijk dat er aandacht en begrip zijn voor de langetermijngevolgen van het voorval. De nare ervaringen kunnen namelijk de productiviteit en de mentale gezondheid van de onderzoeker beïnvloeden. “Dus het zou fijn zijn als de universiteit begeleiding en vangnet aanbiedt, bijvoorbeeld door coulanter om te gaan met de verlenging van het contract bij ziekteverlof.”
Stempel
Een onderzoeker die verkracht is tijdens haar veldwerk schreef in het journal een artikel over haar ervaringen onder pseudoniem. “Het toont aan hoe taboe dit onderwerp is”, zegt Zurné. De onderzoeker in kwestie vreest dat ze anders bekend komt te staan als ‘de verkrachte onderzoeker’. Vreest Zurné niet dat ze een stempel krijgt doordat ze haar verhaal doet? “Ik vind het zó belangrijk om het probleem aan te kaarten en te bespreken dat ik niet erg vind om geassocieerd te worden met het onderwerp.”