Waar gaat je proefschrift over?
“Over politiek onbehagen. Als ik op een verjaardag ben, zeg ik altijd: het gaat over waarom mensen een hekel hebben aan de politiek. Er wordt vaak gepraat over meer of minder wantrouwen in de politiek en hoe dat komt. Maar dat zijn kwantitatieve discussies waar ik me niet heel erg in thuis voel, want het zegt helemaal niets over het karakter van het onbehagen. Ik ben benieuwd naar wat het betekent voor de mensen zelf. Die blik van onderaf ontbreekt vaak in analyses.”
Ik las in je voorwoord dat je uit een arbeidersmilieu komt. Kan je familie zich iets voorstellen bij deze thematiek?
“Voor de meeste mensen in mijn familie is het allemaal een beetje abracadabra. Maar dat hebben ze sowieso wel met wat er op de universiteit gebeurt. Ze konden zich ook niet zoveel voorstellen bij de ceremonie van de promotie. Mijn vader vroeg bijvoorbeeld of het dan speciaal voor mij was, of dat er heel veel mensen tegelijkertijd zo’n ding krijgen.”
Wat vond hij van de promotie?
“Echt heel erg gaaf. Hij heeft het ook aan de hele buurt verteld. Ik woon in dezelfde buurt, dezelfde straat zelfs in Naaldwijk, dus alle buren feliciteerden me als ze me tegenkwamen: ‘Doctor in de sociologie toch!’”
Hoe heb je het onderzoek aangepakt?
“Ik heb eerst gekeken waar het politiek onbehagen statistisch het hoogst was. Dat was bij PVV-stemmers en vlak daarna kwamen niet-stemmers. In een hoofdstuk heb ik onder achttien respondenten van beide groepen gekeken hoe ze ertoe komen zich van de gevestigde politiek af te keren. Een ander hoofdstuk gaat bijvoorbeeld over de verschillen tussen die groepen.”
Kun je iets vertellen over je belangrijkste resultaten?
“Een van de conclusies gaat over het pad dat leidt tot het politiek onbehagen. Dat begint vaak met een idee, zoals de politiek van Pim Fortuyn, een boek of website. Een van mijn respondenten zegt over Fortuyn: politiek was voor mij altijd een stomme film en met Pim was het alsof ik ineens kleurentelevisie had. Na die introductie volgt validatie: onderzoek doen, boeken lezen, fora bezoeken en contact met gelijkgestemden die ook weer nieuwe bronnen doorsturen. Dus er komt een verbreding en verdieping van het onderwerp waarmee hun interesse in eerste instantie gewekt was. Je ziet dan dat ze contact zoeken met politieke partijen of media die ze volgen of dicht bij hen staan. Hun boodschap was dan: ik heb iets ontdekt wat jullie ook moeten weten. Zoals iemand die de ChristenUnie probeerde te waarschuwen voor de islam. Alleen krijgen ze meestal nul op het rekest, waarna ze die instituten als onderdeel van het probleem gaan beschouwen. Dat leidt dan tot de consolidatiefase waarbij hun nieuwe denkbeelden vat op hun leven krijgen. Denk aan een ander mediadieet.
“Ik vind deze conclusie heel relevant omdat op de PVV stemmen of niet stemmen vaak als apathie wordt gezien, terwijl mensen juist politiek veel actiever zijn geworden. Ergens zou je ze de ideale burger kunnen noemen, qua kritische betrokkenheid.”
De titel van je proefschrift is “Us know who is to blame”, Understanding popular political discontents in the Netherlands. Vertel!
“In een van de hoofdstukken heb ik het onbehagen in ingezonden brieven over de politiek in De Telegraaf geanalyseerd tussen 2000 en 2009, het decennium waarin het onbehagen zich in Nederland ontwikkelde. Vanuit een sample van 1200 brieven heb ik er 120 geselecteerd, de titel van mijn proefschrift komt uit een van die brieven. Hij is geschreven in de dagen na de moord op Pim Fortuyn en gaat over de politiek schuldig geachte elite (‘Ze hebben hem de mond gesnoerd, zij die geen antwoord hadden op zijn scherpe retoriek’) versus de gewone mensen (‘Ons, die serieus zouden moeten worden genomen (..) Ons weet wie schuldig is’).” Die tegenstelling staat centraal in populisme en de titel staat symbool voor de betekenissen en formuleringen van het politieke onbehagen van gewone mensen.”
Je hebt er wel lang over gedaan he?
“Ja. Ik ben in 2011 begonnen en was na vier jaar nog niet klaar. Ik had wel werk nodig dus ben ik docent sociologie geworden bij het University College. Dat is vrij intensief dus dan is het lastig om je gedachten ergens anders bij te houden. Op een gegeven moment wordt het iets wat je achter je aansleept. Op momenten dat ik tijd had, bleef ik eraan werken.”
Ooit overwogen om te stoppen?
“Alleen na een jaar eigenlijk. Ik twijfelde of promoveren wel iets voor mij was, of ik er wel goed in was. Je noemde net al die arbeidersklasse, mensen met die achtergrond schijnen vaker het idee te hebben dat ze op de universiteit door de mand vallen. Dat gevoel had ik een beetje, ik vertrouwde niet echt op mijn eigen kunnen om analytisch of scherp te zijn. Ik herken dat soms ook bij studenten en probeer ze er dan doorheen te slepen, net zoals mijn collega’s dat toen met mij hebben gedaan.”