Ik herken het beeld dat van de Erasmus School of History, Culture and Communication (ESHCC) wordt geschetst volstrekt niet. Er heerst naar mijn mening geen angstcultuur binnen de ESHCC. In tegendeel, mensen gaan doorgaans goed met elkaar om, luisteren naar elkaars meningen, en er is regelmatig overleg over hoe we als faculteit beter kunnen worden, waarbij het managementteam de input van de werkvloer serieus neemt.
Ik kan niet anders zeggen dan dat ik het artikel van EM en Folia tendentieus vind en zou graag een paar kanttekeningen willen maken.
Weinig positief
Het stuk suggereert in sterke mate dat Van den Boom slachtoffer was van een ‘hetze’, maar de brief die zo massaal ondertekend werd door ESHCC-medewerkers was niet gericht tegen Van den Boom persoonlijk, maar tegen haar adviesrapport. ESHCC-medewerkers konden zich niet herkennen in de negatieve teneur van het adviesrapport. Kritiek is prima, maar Van den Boom was erg zuinig in het benoemen van de vele positieve ontwikkelingen in de faculteit: sterke groei studentenaantallen, krachtige impulsen binnen de EUR op het gebied van internationalisering en onderwijsinnovatie, positieve onderwijs- en onderzoekevaluaties, top-100-rankings voor Geschiedenis- en Media & Communicatie-onderzoek, en relatief veel grote onderzoeksubsidies voor een kleine faculteit (Vici, ERC Consolidator Grant, drie Vidi’s – inmiddels is een vierde binnengehaald -, diverse Veni’s en andere NWO-beurzen).
Dit is de reden waarom Van den Boom zich niet populair heeft gemaakt. Als medewerker wil je een leider die je motiveert: iemand die niet alleen zegt wat er fout gaat (want iedereen in de ESHCC beseft dat het nog beter kan), maar ook het positieve benoemt. Van den Boom deed dit niet en voedde vooral de onzekerheid.
Afstandelijke managementstijl
Van den Boom heeft daarnaast een afstandelijke managementstijl gehanteerd. Ze sloot zich op in haar kantoor, was weinig op de werkvloer aanwezig, en updates over haar taak gaf ze in collegezalen. Er waren ‘focusgroepen’ maar de input die medewerkers gaven werd selectief gebruikt (er bestaan geen verslagen). Van de feedback die medewerkers konden geven op de eerste versie van het adviesrapport (in het Novotel Rotterdam Brainpark), zagen ze weinig terug in de finale versie.
Zo groeide de onrust over wat een eventuele fusie eigenlijk zou opleveren. De ESHCC heeft een sterk profiel ontwikkeld in de afgelopen decennia zowel qua onderwijs als onderzoek, maar aangezien dit nauwelijks werd erkend door het adviesrapport, en tegelijkertijd alternatieve plannen prominent werden gepusht (o.a. het controversiële stuk over health humanities), vroegen veel medewerkers zich af (a) waarom ze niet meer credit kregen voor hun verdiensten, en (b) wat die alternatieve plannen allemaal zouden gaan betekenen voor de toekomst van het onderwijs dat ze geven of ondersteunen, en het onderzoek dat ze doen. Dat enkele mensen ‘no Dymph’ hadden ingevuld bij de Menti, moet in dit licht begrepen worden: het kwam voort uit een diepe bottom-up-frustratie van medewerkers die zich toen al bijna een jaar niet gehoord voelden en in het rapport geen heldere analyse vonden van wat de gesuggereerde oplossing (een fusie met de ESSB) precies zou bewerkstelligen.
Stemmingmakerij
Gedurende het traject werd duidelijk dat terwijl de grote meerderheid tegen een fusie was (of ten minste zeer sceptisch), er een paar mensen voor waren. Deze laatste mensen zijn nu wel erg ruim aan bod gelaten in het stuk: Ben Wubs, Hein Klemann en Arjo Klamer. Naar mijn mening betekent dit dat het verhaal van Folia en EM niet representatief is voor wat er daadwerkelijk leeft binnen de faculteit. Ik vind het treurig dat er zoveel aandacht gaat naar wat in mijn opinie toch vooral stemmingmakerij is.
Tot slot constateer ik met verbazing dat door sommige hoogleraren in dit artikel plagiaat geframed wordt als ‘mag best als je bestuurder bent’. Hebben bestuurders niet bij uitstek een voorbeeldfunctie?
Inmiddels zag ik dat Liesbet van Zoonen in haar opiniestuk in Folia van 2 juli ook volop meedoet aan de stemmingmakerij. Haar stuk suggereert dat het aankaarten van plagiaat begaan door bestuurders van dezelfde orde is als het seksueel lastig vallen van mensen. Zo bont heb ik het toch niet vaak eerder gezien. Ik vind het curieus dat dit type insinuaties worden gepubliceerd in universiteitsbladen, maar blijkbaar zijn er veel mensen iets aan gelegen om Van den Boom te rehabiliteren ten koste van een grote groep universitaire medewerkers die gewoon jarenlang hard gewerkt hebben aan het opbouwen van mooi onderwijs en onderzoek. Ik ben geen onderzoeksjournalist, maar dit roept bij mij toch wel de vraag op waarom juist deze mensen Van den Boom zo gepassioneerd verdedigen.
Marc Verboord is universitair hoofddocent bij de afdeling media & communicatie van de ESHCC.
Beste Marc, lieve collega’s van de ESHCC en andere leden van onze universitaire gemeenschap, mijn stuk was bedoeld om aan te geven dat hele reeksen van dit soort incidenten juist niet alleen maar op het morele conto van de mensen zelf geschreven moet worden, maar op de hoge druk waaronder wij allemaal moeten werken, en het gebrek aan waardering wat we daarvoor krijgen. Marc’s analyse van de ESHCC drukt dat helder uit. Het spijt me dat Marc mijn column als stemmingmakerij ziet, dat was nadrukkelijk niet de bedoeling. In mijn optiek ging mijn column ook niet over de ESHCC maar over de universitaire structuur in zijn geheel. Als nog iemand anders me hierop wil aanspreken, zullen we dan gewoon even bij elkaar binnenlopen? We zitten min of meer bij elkaar op de gang.
Liesbet van Zoonen
Reageren niet meer mogelijk.