Thea Hilhorst doet onderzoek naar humanitaire hulp in conflictgebieden. Soms met gevaar voor eigen leven. “Ik ben een groot deel van mijn tijd bezig om te kijken of ik mijn onderzoek wat minder avontuurlijk kan maken.”

Ineens begonnen ze te schieten. Eerst had ze niets in de gaten. De Filipijnse militairen en de demonstranten hadden lijnrecht tegenover elkaar gestaan, weliswaar zonder de gebruikelijke rollen prikkeldraad als bufferzone. Maar toen stapten ze plotseling naar voren en openden ze het vuur. “Iedereen begon te rennen, heel eng. Er werden mensen onder de voet gelopen. Ik zag iemand in een put vallen en niemand kon stoppen om hem eruit te halen. Ik weet tot op de dag van vandaag niet of die man in het riool verdwenen is.”

Thea Hilhorst

Thea Hilhorst

Voor de serie Cowboys in de Wetenschap interviewt Geert Maarse onderzoekers die net even verder gaan dan hun collega’s. Thea Hilhorst is hoogleraar Humanitaire Hulp en Wederopbouw aan het Institute of Social Studies (ISS). Ze studeerde ontwikkelingssociologie in Wageningen en werkte de afgelopen decennia in tientallen conflictregio’s. Op twitter bericht ze dagelijks over humanitaire hulp, wederopbouw en het werk in conflictgebieden. Deze zomer maakte ze de overstap naar de Erasmus Universiteit.

Begin jaren tachtig op de Filipijnen. Ze was nog student toen er, vlak voor haar neus, twintig demonstranten werden doodgeschoten. “Ik had er helemaal niet over nagedacht dat dit mis zou kunnen gaan, was nergens op voorbereid. Iedereen ging naar die demonstratie, dus ik ging mee. Ik was niet eens op het idee gekomen om mijn hospita te bellen om te zeggen dat ik in orde was. Die was helemaal in paniek toen ik thuis kwam.”

Thea Hilhorst kwam al vroeg in aanraking met de risico’s die horen bij het werken in volatiele regio’s. Als hoogleraar Humanitaire Hulp en Wederopbouw onderzoekt ze rol die hulp speelt bij natuurrampen en conflicten. Het zijn complexe situaties met talloze NGO’s, lokale organisaties en vaak een slecht functionerende overheid. En per definitie no-go area’s. Angola, Congo, Libanon, Rwanda, Afghanistan – you name it of Hilhorst trok er de afgelopen decennia rond.

In Afghanistan, naast Commandant der Strijdkrachten Peter van Uhm (2007, foto Thea Hilhorst).

Als u naar het buitenland gaat, checkt u dan het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken?

“Ik kijk ernaar, maar als ik me daardoor zou laten leiden, zou ik eigenlijk geen onderzoek kunnen doen. In bijna alle gebieden waar ik werk geldt code oranje of rood. Dat betekent dat ik mijn eigen afweging moet maken. Een paar jaar geleden zat ik in Zuid-Kivu, in Congo. Daar was het op zich al een tijdje rustig, maar toen namen de M23-rebellen ineens Goma in, de hoofdstad van Noord-Kivu zeventig kilometer verderop.

“Dan ga ik naar het grootste hotel van de stad, waarvan ik weet dat er op zondag veel buitenlanders zitten en steek ik mijn licht op bij NGO’s, mensen van de VN. En altijd geldt: je moet een plan hebben, ook voor de mensen thuis. Die weten altijd mijn vluchtnummers, mijn verblijfplaats. En ik heb op een gegeven moment mijn bloedgroep laten bepalen, gewoon omdat ik heel vaak in dit soort situaties kom.”

Wat is het grootste risico?

“Verkeersongevallen. En gezondheid: malaria, dat soort dingen. Daarna pas risico’s die te maken hebben met onveiligheid.”

U hebt onlangs een handleiding gepubliceerd voor onderzoekers die gevaarlijk veldwerk doen. Waarom is dat nodig?

“Iedereen die veldwerk doet, moet weten wat de risico’s zijn en hoe je je daartegen kunt wapenen. In Wageningen, waar ik hiervoor werkte, hadden we een office manager die tegelijkertijd veiligheidscoördinator was. Zij zorgde dat alle contactinformatie up to date was, maar ook dat we onze EHBO-kit bij ons hadden. Aan de Erasmus Universiteit moet dat allemaal nog ontwikkeld worden. Nu gaan onderzoekers op eigen risico naar een conflictgebied (of zelfs undercover, red.).”

“Er is in Congo een keer een promovendus van mij ontvoerd. Gelukkig slechts voor een paar uur, maar het duurde ettelijke dagen voordat ze de bewoonde wereld weer bereikte. Ik kende toevallig mensen bij Artsen Zonder Grenzen, die hier ervaring mee hadden en haar konden opvangen toen ze naar Nederland kwam. Binnen een uur na aankomst zat ze bij een crisisspecialist.

“Dit is toevallig goed afgelopen, maar eigenlijk mag zoiets niet afhankelijk zijn van de vraag of de professor in kwestie toevallig de juiste contacten heeft. Hier moet je als universiteit beleid voor hebben, net zoals je een BHV-structuur hebt.”

Houdt u zich aan uw eigen voorschriften?

“Niet altijd. Het is heel onverstandig en toch stap ik nog regelmatig achterop een brommertaxi. In Afrikaanse landen ben ik als vijftiger een gerespecteerde dame – een mamma – en ik zit zo’n jongen de hele tijd in z’n oor te schreeuwen dat-ie het rustig aan moet doen. Maar het blijft gevaarlijk.”

Zuid-Sudan, op zoek naar een vluchtelingenkamp dat langs deze weg zou zijn ontstaan (2011, foto Thea Hilhorst).

Is het weleens goed fout gegaan?

“Het gaat altijd net goed. Maar ik ben me bewust van mijn kwetsbaarheid. Als je als onderzoeker een risicoplan maakt voor je veldwerk, moet je ook naar jezelf durven kijken: ben je een risk taker of een risk avoider? Ik ben niet zozeer een risk taker als wel dat ik een groot vertrouwen heb in dat het allemaal wel goed komt. Volstrekt misplaatst natuurlijk.”

Bijvoorbeeld?

“In 2002 zat ik in Angola, het was net vrede. Ik moest de grens over vanuit Namibië, maar het was zaterdagavond en op zondag zou de grens dicht zijn. Tussen die landen ligt een lange brug. De douanier zei: we laten je niet gaan, want aan de andere kant kom je het land niet meer in. Ik zei: hij is nog tien minuten open volgens mij.

“Ik had enorm zware bagage bij me, want ik liep met een autowiel voor een NGO te sjouwen. Dus toen ik aan de overkant aankwam was het te laat en zeiden ze: wacht maar tot maandag. Als je op zo’n moment met je dollars gaat staan wapperen, kom je er wel door, maar dat wil ik niet. Dus ik zei tegen die man: ik zie dat je een bijbel hebt liggen, welke christen laat een vrouw op de brug liggen? Toen mocht ik erdoor.

Dat dit goed ging is een klein beetje ervaring, maar ook geluk. ’s Avonds kwam ik namelijk in het hotel een paar missionarissen tegen die die bijbel aan de douane bleken te hebben gegeven toen zij die middag de grens overkwamen. Echt een hele mooie was het, met een gouden opdruk en een leren kaft. Bij elke grensovergang gaven ze er kennelijk een af. Hun logica was: het woord van god kan nooit omkoperij zijn.”

U hebt als wetenschapper geen aparte status als er iets misgaat toch?

“Nee, ik heb een normaal paspoort. Maar het scheelt dat ik ingebed ben. In Rwanda is mijn tas weleens gestolen, dan gaat de rector van de plaatselijke universiteit bij de politie verhaal halen.”

Zijn er ook plekken waar u extra gevaar loopt juist omdat u wetenschapper bent?

“Het is weleens gebeurd dat mensen dachten dat ik een spion was. Omdat ik vragen stel. En ze denken dat je rijk bent, dus je wordt in sommige gebieden sneller overvallen.”

U ziet in uw werk een hoop ellende. Wordt dat makkelijker?

“Niet echt. Wat het lastiger maakt, is dat ik denk dat er nu situaties in de wereld zijn die nog uitzichtlozer zijn dan een paar jaar geleden. Dan kom je in zo’n vluchtelingenkamp in Libanon, vol met Palestijnen die eerst in een kamp in Syrië zaten, maar daar weggebombardeerd zijn.

“Dat is over twee jaar niet zomaar opgelost. Of een dorpje in Congo waar een vrouw met dertien kinderen moet zien te overleven op een klein stukje land waar een ziekte in de bananenbomen zit, en slechts twee kinderen naar school kunnen omdat het anders te duur is.”

Palestijnse kinderen die vastzitten in een Libanees vluchtelingenkamp omdat hun kamp in Syrië is weggevaagd (2016, foto Thea Hilhorst).

“Je ziet dat instituties die de afgelopen jaren met veel moeite zijn opgebouwd – richting minder ongelijkheid, meer vrede, meer duurzaamheid – in rap tempo afgebroken worden. Democratie bijvoorbeeld. Steeds vaker ligt de macht bij grote kapitalisten die zich ver buiten het bereik van welke overheid dan ook bewegen. En van binnenuit worden democratische instituten afgebroken door populisten. Dat zijn angstaanjagende trends: Duterte in de Filipijnen, Trump in de VS. Daar stel je tegenover: blijven werken, de schouders eronder en weer door.”

Dat klinkt optimistisch.

“Ja. Maar dat is een keuze, geen karaktertrek. Wie ben ik om cynisch te worden als er mensen zijn die dag in dag uit bezig zijn om te overleven of hulp te geven?”

Omdat je ziet dat het – ondanks die goede bedoelingen – geen fluit uithaalt?

“Je kunt vooral cynisch worden van de politiek die erbij komt kijken. Van de bureaucratie en de traagheid bij de Verenigde Naties. Maar ook daarbij geldt, als je kijkt naar het alternatief – de VN afschaffen, ieder voor zich en wie oorlog wil voeren, gaat maar lekker oorlog voeren – zeg ik: we hebben in de basis een goed systeem. De vraag is hoe je dat nog beter maakt.”

Als we over vijftig jaar terugkijken, wat heeft uw onderzoek daar dan aan bijgedragen?

“Het is niet zo heel ingewikkeld om de wereld uit te tekenen zoals je hem zou willen hebben. Dat is een wereld met minder ongelijkheid, meer duurzaamheid en meer veiligheid. We zijn steeds beter in staat om adequaat op natuurrampen en conflicten te reageren. Kijk naar Rwanda: dat is bepaald nog geen paradijs, maar sinds de genocide twintig jaar geleden is er geen nieuwe ronde van grootschalig geweld geweest. Dat is deels te danken aan internationale interventies die mede gevormd worden door kennis en onderzoek binnen mijn vakgebied.”