Criminoloog Robby Roks dompelde zich drie jaar onder in de wereld van de criminele Haagse straatbende The Crips. De grote vraag bleek: wat is nou echt? “Op straat draait alles om reputatiemanagement.”

De eerste keer dat er in zijn bijzijn een pistool tevoorschijn werd gehaald, weet hij nog precies. Ze waren met de auto onderweg naar de begrafenis van een geliquideerde Crip, tevens aspirant-lid van motorbende Satudarah. Maar omdat ze niet precies wisten wie er achter de liquidatie had gezeten, waren de Cripleden nogal zwaar bewapend. “Toen haalde iemand naast mij een gun uit zijn tas en stak hem, nogal opzichtig, in zijn broek. Ik heb toen geloof ik gezegd: kijk je uit dat je niet op mij schiet?”

In the hood

Robby Roks criminoloog The Crips

Wietkweek, drugssmokkel, pinpasfraude, afpersing, geweldsdelicten, illegaal wapenbezit, zelfs een helikopterkaping – niet bepaald dingen die je tot de daily routine van een wetenschapper zou rekenen. Maar Robby Roks zag – en vooral: hoorde – het allemaal voorbij komen. Op het hoogtepunt van zijn veldwerk was hij vier, vijf dagen in de week in the hood. Rondhangen. Observeren. Praten. Zijn proefschrift gaat over inbedding van criminaliteit en identiteit: hoe de leden van de beruchte Haagse straatbende The Crips omgaan met justitie, met de buurt en met elkaar. Hij sprak in totaal 150 betrokken. En wat zijn studie uniek maakt: hij wist het vertrouwen te winnen van de bendeleden zelf, wat hem in staat stelde een totaal ander beeld op tekenen dan we tot nu toe van de Crips kennen.

De Rollin’ 200 Crips is een Haagse straatbende die zich bezighoudt met allerlei criminele activiteiten: van wietkweek tot drugshandel en van pinpasfraude tot ripdeals. De bende is opgericht in 1988 en geïnspireerd door de Amerikaanse gangstercultuur en de gelijknamige bende uit LA. Naast een harde kern, die bestaat uit ongeveer tien mannen, heeft de bende enkele tientallen leden.

Roks (universitair docent aan de Erasmus School of Law) promoveerde op 18 maart 2016 aan de Erasmus Universiteit. Over de start van zijn onderzoek: “Het is begonnen in 2003, nadat ik het boek van journalist Saul van Stapele gelezen had. Achterin stond: als je meer over de muziek van de Crips wil weten, mail dan naar dit adres. Ik ben een grote hiphopliefhebber, dus ik mailde. Kreeg ik tot mijn stomme verbazing een email terug van de leider: Keylow.”

Hoe ben je erin geslaagd binnen te komen?

“Ik heb het opgebouwd. Tussen 2011 en 2013 ben ik ontzettend veel in het Schipperskwartier, de home turf van de Crips geweest. Eerst veel in het buurthuis, bij het inloopspreekuur. Tot ik het gevoel had dat ik de straat op kon. Wat ik in het begin altijd heb gedaan, is mijn mond houden. Ik wilde van alles weten. Maar ik moest niet die gast zijn die de hele tijd allemaal vragen heeft. Ze merkten dat ik wel in was voor een geintje. Soms hadden we het over muziek. Maar ik heb ook heel veel niks gedaan. Gewoon, gehangen.”

Wat was het moment waarop je dacht: nu ben ik binnen?

“Na die liquidatie, in de zomer van 2012, ging ik mee naar de begrafenis. Dat was heftig. Want er werd altijd veel gesproken over geweld, maar nu kwam het ineens dichtbij. Na afloop groetten we elkaar. Ik deed daarbij altijd een hand shake die wel wat inside knowledge verraadde, maar ook heel duidelijk maakte: ik ben een buitenstaander. Toen zei die gast: Roks, ik hoef dat slappe handje van je niet meer – groet me gewoon zoals we elkaar groeten.”

Wat heeft je het meeste verbaasd?

De enorme discrepantie tussen beeldvorming en werkelijkheid. We hebben het over een groep die heel erg bezig is met het construeren en communiceren van een gewelddadige, gevaarlijke en criminele identiteit. Op straat gaat alles om reputatie. Verhalen over snelle auto’s, steekpartijen, rip-deals, dikke pakken geld. Dat is het beeld wat je ook in de documentaire (zie hieronder) ziet die over de Crips is gemaakt. Puur propaganda. Zo willen ze overkomen. Mijn proefschrift deconstrueert een deel van dat beeld. Ik heb in een periode van anderhalf jaar bijvoorbeeld twintig jongens uit de set zien vertrekken. Omdat ze eruit gezet werden. Maar ook omdat ze dachten: fuck it, dit is niet hoe het in die documentaire gaat. Geld wat oneerlijk verdeeld werd, gebrek aan promotie. Er gebeurde op straat soms weken niets. En dan hingen we daar maar een beetje rond. En echt niet alleen met lekker weer. Regen, hagelbuien. Dat ik in m’n thermo-ondergoed en dikke sokken stond.”

https://www.youtube.com/watch?v=RL63GhvuF7Q
Bron: www.youtube.com

Wat deden ze dan?

“Niks. Ja: de buurt verdedigen.”

Waartegen?

“Deze gasten zijn ontzettend beïnvloed door het Amerikaanse straatleven. Daarbij hoort dat je een hood hebt, die moet worden beschermd tegen indringers, tegen mensen die de criminele activiteiten op jouw gebied willen opfokken. Dus sta je te posten. Hood patrol. Op een militante manier mensen die met de handen in hun zakken lopen aanspreken, omdat daar zomaar eens een wapen in zou kunnen zitten. Maar voor mij was het een heel onwerkelijke situatie. We hebben het over een stuk wijk ter grote van een voetbalveld, de Rijswijkseweg, nummer 200 tot 252. En er was niemand die dat territorium kwam claimen. Vaak wisten mensen niet eens dat de Crips daar zaten.”

Dit klinkt alsof het allemaal reuze meevalt met die criminaliteit.

“Dat is het lastige. Want het zijn stuk voor stuk wel degelijk gevaarlijke jongens die zich zonder uitzondering allemaal met criminele activiteiten bezighouden. Met serieuze gevolgen: slachtoffers, angst, ontwrichting. Je weet alleen nooit helemaal precies wat echt is en wat niet.”

geld en pistolen revolvers guns euro
Beeld door: Robby Roks

Ben jij er weleens bij geweest dat er strafbare feiten gepleegd werden?

“In het begin, nog voor mijn promotie, toen ik met mijn scriptie bezig was. Ik kwam aan met de trein op Holland Spoor en belde Keylow. Die zei: we zijn nog even aan het werk. We spraken eigenlijk altijd op straat af, maar nu moest ik naar een huis komen. Dus ik naar dat huis. Ik bel aan. Hij nodigt me uit in zo’n bovenwoning. Ik loop naar boven. Keylow zit op een zwartleren bank, voor hem een glazen salontafel met een grote weegschaal erop. En hij pakt naast zich uit een tas, een pak wit poeder in doorzichtig plastic. Hij zet dat zo pontificaal op de weegschaal. En ik kijk naar die getallen: 512 gram. Toen heb ik me heel erg afgevraagd: wat moet ik nu doen?”

En?

“Als ik de politie bel, kan ik mijn werk weggooien. Wat veel mensen zeggen: je moet weggaan. Dat je duidelijk maakt aan je respondenten dat dit je te ver gaat. Zo van: je brengt mij ook in de problemen. Als er een inval komt en jij staat daar in die woning, kun je niet tegen de politie zeggen: neem die gasten maar mee, maar mij niet; ik ben van de universiteit. De handboeken zijn er niet zo duidelijk over, maar het is natuurlijk de vraag of je dit kunt verkopen als onderzoeker.”

Heb je weleens het gevoel gehad dat ze jou erbij probeerden te betrekken?

“Wat er gebeurt is dat ze mij op zo’n moment onderdeel proberen te maken van de situatie, ook om te kijken hoe ik erop reageer. Een soort testmoment. In het begin was ik daar nog niet zo bedacht op. Later heb ik, als het ging over strafbare feiten waar de politie geen weet van had, altijd gezegd: volgens mij moeten we het daar maar niet over hebben.”

Maar jij weet dit soort dingen wel.

“Het lastige daaraan is…”

Zijn er bendeleden die een moord hebben gepleegd, zonder dat justitie dat weet?

“Om het leven brengen is wel heel heavy. Zulke dingen niet, dat ik weet.”

crips muurgraffiti
Beeld door: Robby Roks

Het rare is dat ik nu denk: vertelt hij wel het hele verhaal?

“Ik hoef niet alles te vertellen als wetenschapper. Zeker niet als het schade zou kunnen berokkenen aan degene die mij dat in vertrouwen heeft verteld. En van geweldsdelicten heb ik me verre gehouden, daar heb ik ook wel echt over gesproken met ze. Waar ik persoonlijk minder moeite mee heb, en wat ik dus wel wist, was de kweek van wiet, wapenbezit, dealen van coke, wiet en pillen op straat en de handel in illegale sigaretten. Maar dat zijn allemaal zaken die de politie ook wist. Althans: de politie wist dat zij zich daar ook mee bezighielden. In de wetenschap gaat het niet om dat ene concrete geval. Er is heel weinig bekend over dit soort groepen. Hoe ze werken, hoe de Crips zich tot elkaar verhouden, wat hun positie in de wijk is en hoe dat netwerk zich ontwikkelt – dat heb ik laten zien. Voor mensen die werkzaam zijn bij een ministerie of gemeente, is dat heel waardevol. Het zijn verhalen die inzicht geven in de sociale structuren binnen zo’n groep, binnen zo’n wijk, maar die je bij de reclassering niet boven water krijgt.”

Je hebt geen officiële geheimhoudingsplicht. Ben je weleens bang geweest voor represailles?

“Nee, maar dat is ook omdat mijn respondenten weten dat ik integer omga met dingen die ze mij in vertrouwen verteld hebben. In mijn boek laat ik veel details weg. Om ze tegen zichzelf te beschermen.”

Hou je contact?

“Soms, via WhatsApp. En met een van mijn respondenten heb ik echt een vriendschappelijke relatie gekregen. Echt een succesverhaal. Die stond ooit op de cover van de Nieuwe Revu, met ontbloot bovenlijf, zoontje op de arm en in zijn hand een AK47. Papa is een Crip, was de tekst. Maar onlangs heeft hij voor het eerst van zijn leven een baan gekregen. Als jobcoach bij een re-integratiebureau.”