Voor haar onderzoek naar de invloed van havenbaronnen op de wederopbouw kwam historicus Hilde Sennema zoveel boeiends tegen. Als kind was ze al gefascineerd door Rotterdam. De metro, de Rijn- en Maashaven, de Botlek, het enorme winkelcentrum Zuidplein, alles voelde voor haar futuristisch en als niets wat ze kende uit Groningen. In 2009 verhuisde Sennema naar Rotterdam. De kennis voor haar onderzoek en die fascinatie combineert ze in haar boek Met opgestroopte mouwen. Daarin zoekt ze naar ‘de gelaagdheid van de Rotterdamse identiteit’. Want die is minder simpel dan vaak lijkt. Daarom zeven misvattingen over Rotterdam.
Rotterdam is een nieuwe stad
“Rotterdam is oud. Wie denkt dat ze nieuw is, kijkt te veel naar hoe de stad er nu uitziet en hoe de stad zich presenteert. De dam in de Rotte is waarschijnlijk uit 1270, dat kun je zien als een begin van Rotterdam. Daarvoor woonden hier ook al mensen, vanwege het opkomende water moesten zij zich steeds weer verplaatsen. Door de voltooiing van de zeedijk door Aleid van Avesnes kon Rotterdam ontstaan. Zij was regent van Holland tot haar neefje Floris oud genoeg was. Er is nog een Aleidisstraat die naar haar vernoemd is, vlak bij de Graaf Florisstraat. De geschiedenis van Rotterdam bestaat uit heel veel lagen, als je er een stok in zou kunnen steken zoals in de aarde, dan kom je zeker tot de bronstijd.”
Rotterdam is niet van het intellect of cultuur
“Dat is een logische gedachte. Sinds de tweede helft van de negentiende eeuw groeit de Rotterdamse haven sterk en dat imago overheerst. Een lange humanistische traditie is daarmee enigszins verloren gegaan. Desiderius Erasmus is daar natuurlijk het voorbeeld van. Deze intellectueel was door heel Europa bekend en bleef zich ‘Roterodamus’, van Rotterdam, noemen. Zijn boek Lof der Zotheid wordt gezien als de eerste bestseller. In een tijd dat er alleen beelden van koninklijken en heiligen werden opgericht, kwam Hugo de Groot met het idee een beeld van Erasmus te laten maken. De zeer welvarende Johan van der Veeken, die later aan de basis van de Verenigd Oost-Indische Compagnie stond, had voorop zijn schip ‘Liefde’ geen beeld van een zeemeermin, maar van Erasmus. Hij werd ook een manier om je als stad te onderscheiden van andere steden.”
Rotterdam was altijd al een arbeidersstad
“Nee, dit was ook ooit een nijverheidsstad, waar je alleen met een nuttig beroep of met genoeg geld binnenkwam. Arbeider is een relatief jonge term voor de stad, die past bij de groei van de haven en industrie in de negentiende eeuw. Migranten uit andere provincies en landen kwamen hier om veelal ongeschoold werk te doen. Het enige wat ze gemeen hadden was hun werk: zware, vaak onregelmatige arbeid in de goederenoverslag. Het beeld van de sterke, hardwerkende man werd zo een cultuurdrager, iets waarmee zij zich konden identificeren. Ook voor havenbaronnen was dat imago handig. Feyenoord is een voorbeeld van een bestaande vereniging waar veel arbeiders op afkwamen, en waar de Rotterdamse elite in investeerde als tijdverdrijf voor de nieuwe massa. Ik wil niet te cynisch zijn, want het heeft een mooie kant. Werk dat als vies en dom gezien werd, werd zo steeds meer een vak waar je trots op kon zijn.”
Zonder (hekel aan) Amsterdam geen Rotterdam
“Ah, ja het tweedestadssyndroom, het minderwaardigheidscomplex van de tweede stad van een land. Zo heb ik er jarenlang tegenaan gekeken. Ik kom daarop terug, juist door naar de verre geschiedenis van Rotterdam te kijken. Rotterdam doet er zichzelf ook tekort mee. Er zijn genoeg tijden geweest dat Amsterdam vol angst naar de groei van Rotterdam keek, want wat als ze groter zouden worden? Het idee dat Rotterdam het kleinere broertje is dat zeurt om aandacht, is niet terecht. De Amsterdamse burgemeester Van Hall liet zich begin jaren zestig openlijk negatief uit over de ambities van Rotterdam als wereldhaven. In de jaren tachtig dongen beide steden naar het nationale architectuurmuseum. Rotterdam heeft al zoveel moderne architectuur, zei Amsterdam. Rotterdam kreeg het. Rotterdam is geen hoofdstad, vergelijk het dus niet met een Parijs, maar eerder een Marseille of Liverpool. Fantastische steden, maar de staatsopera staat ergens anders.”
De wederopbouw was een wedergeboorte voor de stad, want daarna werd Rotterdam het toonbeeld van moderne architectuur
“Rotterdam heeft aan het begin van de twintigste eeuw al een moderne haven en wil ook een moderne stad worden. Daarvoor werd naar Amerika gekeken. Moderne gebouwen, ruimte voor verkeer, moderne stedenbouwkundige plannen. Voor die plannen worden ook al gebouwen gesloopt. Er is een soort complottheorie dat de elite die plannen zo graag wilde doorvoeren dat Rotterdam daarom gebombardeerd is. Niet waar natuurlijk, maar je kan niet ontkennen dat de vernietiging al deze plannen tijdens en na de oorlog momentum gaf.”
Zelfs het bombardement kreeg de Rotterdammers niet klein, direct erna begon de wederopbouw
“Dit past heel goed bij de gedachte over Rotterdam, hè. Het klopt dat de eerste vergadering over de wederopbouw al op 18 mei 1940 was, vier dagen na het bombardement. Het puinruimen was echter niet alleen nodig voor de herbouw, maar ook voor het ruimen van lichamen en het zoeken naar overlevenden. Wat moeten die mensen een hoop naars als verkoolde lichamen gezien hebben. Nationale media berichtten al snel na het bombardement dat Rotterdam de schouders er weer onder zette. Hoe voortvarend Rotterdam was, hoe sterk, de stad was een voorbeeld voor het hele land. Maar wel tegen wil en dank: als je dat imago hebt dan kan je als stad bijna niet meer anders.”
“Hoe Rotterdammers die dag en de nasleep ervan ervaarden verdient meer aandacht. In de geschiedschrijving is dat er steeds meer, dat hopelijk ook doorsijpelt in het wederopbouwverhaal van de stad.”
Rotterdam is een maakbare stad
“Dat ‘maakbaar’ is een beetje een gekke term die vooral werd gebruikt in de context van wat juist niet maakbaar was, na de wederopbouw. De skyline, die is maakbaar. De haven al steeds minder. Maar kijkend naar sociaal of cultureel beleid, dan is het helemaal geen maakbare stad. Rotterdam blijft bijvoorbeeld geloven dat als de middenklasse het goed heeft, dat groepen met minder voorzieningen het ook beter zullen krijgen. Keer op keer zie je dat het niet werkt.”
“Je ziet dat na de Tweede Wereldoorlog de stad blijft spelen met het imago van de opgestroopte mouwen. Het moet de stad die zo gehavend is weer een gevoel van trots geven. Dat is niet erg natuurlijk, maar de stad is nog zoveel meer. Met alleen opgestroopte mouwen kom je er niet in het leven, je moet ook het hoofd gebruiken. Over Rotterdam zijn veel clichés, en de stad doet zichzelf tekort als ze niet verder kijkt dan dat. Laat die cultuur van ‘geen woorden, maar daden’ een extra laagje van de Rotterdamse identiteit worden, maar laten we ook naar al die andere kanten kijken.”