Hoe gaat het met u, bent u al een beetje bijgekomen van de ceremonie?
“Ik ben nog steeds overwhelmed van gisteren. Het was een mooie en warme ceremonie. Het is heel bijzonder om na acht jaar te horen, van zowel het College van Bestuur als van het ISS-bestuur en collega’s, dat je het goed hebt gedaan.”
Wat hebt u volgens u goed gedaan?
“Ik denk dat het belangrijkste de integratie van het instituut in de Erasmus Universiteit is. Ik realiseer me nu pas dat die integratie natuurlijk niet vanzelfsprekend was. In 2015, toen ik begon, hoorde het ISS pas zes jaar bij de universiteit, na 57 jaar een onafhankelijk instituut te zijn geweest. Toen ik begon, zat het ISS in de laatste fase van een reorganisatie die tot veel pijn en frustratie leidde. Het was een uitdaging, maar het was tegelijkertijd ook bepalend voor de verdere integratie.”
Inge Hutter (1959) is sinds 1 augustus 2015 de rector van het International Institute of Social Sciences (ISS). Daarvoor was ze hoogleraar Demografie en decaan aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen.
Na het afronden van haar rectoraat in augustus blijft ze werken als hoogleraar op het ISS. Ze neemt een jaar sabbatical, daarnaast blijft ze aan de slag als academic lead Erasmian Values in relatie tot leiderschap en organisatiecultuur. Ze gaat onderzoeken op welke manier Erasmiaanse waarden vorm krijgen en gedragen kunnen worden binnen de transformatie van de universiteit naar meer positieve maatschappelijke impact.
U kende ook tijden van crisis, zoals het studentenprotest over ongewenst gedrag in februari 2022. Studenten beweerden dat het instituut heeft gefaald om ze te beschermen. Hoe kijkt u erop terug?
“Het protest begon als een individuele klacht over ongewenst gedrag tussen studenten. Dat hebben we in een vertrouwelijke procedure behandeld. Tijdens het protest gaven studenten aan dat de klachtenprocedures niet goed waren. Ze hadden een punt, de procedures waren inderdaad sloppy geworden door de lockdowns in coronatijd. Sinds september 2021 hadden studenten fysieke colleges terwijl wij nog thuis werkten waardoor we bepaalde dingen over het hoofd hebben gezien.
“Het was pijnlijk omdat wij een pionier waren in het aanpakken van problemen rondom ongewenst gedrag. Maar mede dankzij dit protest hebben we de procedures verbeterd en geprofessionaliseerd. Ik ben blij dat we toen direct hebben gehandeld.”
Zijn studenten mondiger geworden over grensoverschrijdend gedrag?
“Jazeker, en dat vind ik heel goed. In mijn jonge tijd was zwijgen over ongewenst gedrag de norm. Deze generatie pikt het niet, en terecht, want iedereen heeft recht op een veilige werk- en studieomgeving.”
Uw beslissing om bij het ISS aan de slag te gaan was deels persoonlijk.
“Mijn vorige partner is in 2012 plotseling overleden – toen woonden we in Den Haag maar werkte ik in Groningen. Zijn dood zette mij aan het denken over de vergankelijkheid van het leven: waar wil ik naartoe en wat wil ik bereiken aan het einde van mijn leven? Want, zo bleek, het leven kan zomaar voorbij zijn.”
“Die vragen hebben mij richting gegeven, ook in mijn loopbaan. Ik wilde op een universiteit blijven werken en maatschappelijke impact blijven maken. Ik zag veel overlap tussen mijn persoonlijke idealisme en wat het ISS doet. Daardoor kwam alles heel mooi samen in het rectorschap.”
Maatschappelijk relevant zijn en impact maken lijken de rode draad in uw carrière. U vindt het heel belangrijk om wetenschappelijke kennis om te zetten in actie. Uw onderzoek over reproductieve gezondheid van vrouwen in India werd bijvoorbeeld vertaald in het Kannada, een lokale Indiase taal, zodat de plaatselijke gemeenschap van de kennis kan profiteren. Ook zette u daar, samen met een plaatselijke NGO, een voorlichtingsprogramma op over gezondheid en voeding voor zwangere vrouwen. Waar komt die hang naar maatschappelijke relevantie vandaan?
“Ik ben ervan overtuigd dat dat onder andere te maken heeft met het feit dat ik een eerstegeneratiestudent was. Ik kende de wereld buiten de academia en zie dat andere vaardigheden, competenties en kennis net zo relevant zijn als wetenschappelijke kennis. Ik vind dat er een wisselwerking moet plaatsvinden tussen de academische en de praktische wereld, en dus tussen academische en andersoortige kennis.”
Hoe hebt u de universitaire wereld ervaren als een eerstegeneratiestudent?
“Een praktisch vak leren was de norm bij ons in de familie, dus de universitaire wereld was echt nieuw voor mij. Ik heb lang het gevoel gehad in verschillende werelden te staan die moeilijk waren te verbinden met elkaar. Ik vroeg me soms af: begrijpt mijn familie wat ik doe? Eigenlijk niet. Dat gaf soms een eenzaam gevoel.
“Er waren zo veel dingen die niet vanzelfsprekend waren voor mij. Mijn nichtje is bijvoorbeeld net afgestudeerd als tweedegeneratiestudent. Toen ze haar scriptie moest reviseren, belde ze me op en mijn eerste reactie was: ‘Je weet dat je niet alles alleen hoeft te doen, hé.’ Dat is het verschil, denk ik. Als je familie heeft gestudeerd, dan is er altijd wel iemand om jou te helpen, bij wie je terecht kan met vragen. En dat had ik niet.”
Het landelijke beleid is steeds nadeliger voor internationale studenten. Minister Robbert Dijkgraaf van Onderwijs wil minder internationals en meer Nederlands op Nederlandse universiteiten. U leidde een instituut dat opgericht is voor internationale studenten, hoe kijkt u hiertegen aan?
“We doen onszelf in Nederland tekort als we geen internationale studenten meer aannemen. Nederland is maar een landje van 18 miljoen mensen, alleen al in Mumbai wonen meer mensen. Het is zo gemakkelijk om internationale studenten ‘de schuld’ te geven van allerlei zaken, terwijl ze bijdragen aan diversiteit en de ontwikkeling van dit land.
“Onze alumni hebben prachtige posities bij verschillende internationale organisaties, van overheden tot NGO’s. Met velen van hen hebben we goede contacten en soms doen we gezamenlijk onderzoek. Al deze alumni zijn ambassadeurs voor Nederland.
“Wat mij ook stoort is de beeldvorming rond internationale studenten. Laatst was er een nieuwsitem op het journaal over problemen met internationale studenten in Delft. De meeste internationale studenten zijn witte studenten uit Europa, maar in beeld zag je gelijk studenten van kleur. Ik vind dit misleidend en onterecht, het creëert onnodige en onterechte tegenstellingen.”
De minister heeft ook aangedrongen op een wervingsstop voor internationale studenten. Loopt het ISS hierdoor gevaar?
“Wij hebben gelobbyd tegen dat plan, want wij zijn juist opgericht voor het verspreiden van kennis over de hele wereld, met een focus op de Global South. Het heeft lang geduurd, maar deze week hebben we een brief ontvangen van het ministerie dat de wervingsstop niet voor ons geldt. Dus dat is heel fijn.”
Met welke gevoelens verlaat u nu het rectoraat?
“Gemengde gevoelens. Aan de ene kant heb ik veel zin in mijn sabbatical het komende jaar. Ik kijk ernaar uit om dan boeken te kunnen lezen en relaxed te kunnen wandelen. Aan de andere kant zal ik mijn team en collega’s heel erg missen.”
‘Als er iets urgents is, slaap er een nachtje over, want de volgende ochtend kijk je er weer anders tegen aan’
Wat zal u absoluut niet missen?
Lachend: “De tijden van een crisis, zoals het studentenprotest. Ik heb met plezier gewerkt om de problemen op te lossen, maar natuurlijk had ik liever alles van tevoren geregeld, zonder protest en media-aandacht. Maar goed, dat is deel van de groeipijn die je als organisatie meemaakt.”
Hoe bent u zelf gegroeid in de laatste acht jaar?
“Ik heb zo veel geleerd over hoe je omgaat met andere culturen, maar ook hoe je een organisatie leidt. Ik heb het gevoel dat ik rustiger en wijzer ben geworden. Ik neem tijd om rustig na te denken in tijden van crisis.
“Een belangrijke les die ik heb geleerd de laatste acht jaar: als er iets urgents is, slaap er een nachtje over, want de volgende ochtend kijk je er weer anders tegen aan.”