Mijn positieve gevoelens bij het project verdwenen echter in rap tempo toen ik vijf maanden later zag dat het regenboogpad niet tussen Sanders en Mandeville was aangelegd, maar op de helling van de Institutenlaan: voor mensen met een mobiliteitsbeperking een van de minst toegankelijke gedeelten van onze campus. Kennelijk leek het de universiteit een goed idee om dit symbool van inclusiviteit te plaatsen op een locatie die erom bekendstaat juist een specifieke groep mensen uit te sluiten – een plek die velen dan ook al heel lang anders ingericht willen zien, zodat ook zij probleemloos van de ene naar de andere kant van de campus kunnen gaan.
Ironisch genoeg lijkt zo’n herinrichting verder weg dan vóór de aanleg van het pad, nu er drie dure lagen speciale coating in de weg zitten. Daar komt bij dat het regenboogpad de Institutenlaan eerst zelfs minder toegankelijk maakte door zijn gladheid – vooral bij regen, wat nogal eens voorkomt in Nederland en op zichzelf al een uitdaging vormt voor rollers, omdat je er snel de grip op je hoepels door verliest. Inmiddels, een maand en enkele valpartijen later, is het regenboogpad een vierde laag coating rijker in een poging de gladheid te verminderen.
Berucht om exclusiviteit
Een maand voordat het pad klaar was, kondigde de rector magnificus aan dat het College van Bestuur een plan van aanpak heeft om de fysieke toegankelijkheid op de campus te verbeteren. Dat vervolgens het regenboogpad op een slecht toegankelijk stuk campus is aangelegd, is geen geweldige start. Ook gevoelsmatig komt het nogal onverschillig (en een beetje onbenullig) over om een symbool van inclusiviteit te plaatsen op een plek die berucht is om zijn exclusiviteit. Elke keer dat ik m’n rolstoel nu die helling op duw, word ik herinnerd aan het belang dat de EUR hecht aan inclusie.
Niet dat ik iets tegen het regenboogpad zelf heb: dat vind ik nog altijd een prima idee. Ik probeer er in mijn onderwijs en onderzoek voor te zorgen dat iedereen zich betrokken en begrepen voelt, en ik denk dat de universiteit dat doel deelt. Wel vind ik dat er een inschattingsfout is gemaakt toen voor de huidige locatie van het regenboogpad werd gekozen, zonder oog te hebben voor de toegankelijkheidsproblemen die onze campus rijk is.
In strijd met VN-verdrag
Die inschattingsfout zegt ook iets over het probleem dat in bredere zin speelt: de inspanningen en het beleid van de universiteit op het gebied van inclusie zijn zelf niet inclusief. Of, zoals Saskia Bonjour twee jaar geleden opmerkte: het diversiteitsbeleid zelf is nog weinig divers. Ten aanzien van inclusie ligt de focus van de EUR in het algemeen en van de afdeling Diversity & Inclusion in het bijzonder voornamelijk op gender, met de laatste jaren zo nu en dan aandacht voor etniciteit en seksuele geaardheid. Andere individuele verschillen die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling en het welzijn van studenten en medewerkers, zoals het hebben van een functiebeperking, krijgen nauwelijks de aandacht die ze verdienen. Het Team Studeren met een Functiebeperking, dat verantwoordelijk is voor het ondersteunen van EUR-studenten met een functiebeperking, doet zijn best. Maar er zitten grenzen aan wat je kunt bereiken als de mensen boven in de organisatie andere prioriteiten hebben.
Het is niet dat er nooit plannen zijn voorgesteld om de fysieke toegankelijkheid van de campus te verbeteren. Drie jaar geleden nog werd in kaart gebracht welke delen van de campus slecht toegankelijk zijn – en daarmee in strijd met VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap – en werd een begroting voorgesteld om deze problemen op te lossen. Maar het management zei ‘nee’. En in tegenstelling tot bij het regenboogpad kwam men op dat antwoord niet terug.
Geen best begin
Ik ben niet graag boos – dat kan ik me ook niet echt veroorloven. Als ik me kwaad zou maken om elk stukje ontoegankelijkheid dat ik tegenkom, zou ik weinig tijd overhouden voor zinvollere zaken. Bovendien heb ik het, los van de problemen rondom toegankelijkheid, naar m’n zin aan de EUR. Ik heb leuke collega’s en fantastische studenten, en heb plezier in m’n werk. Maar het is de hoogste tijd dat de EUR de daad bij het woord voegt. Met de Week van de Toegankelijkheid net achter ons (helaas zonder aandacht vanuit de EUR), vraag ik het College van Bestuur om door te zetten wat al een tijd voorgenomen wordt: het verbeteren van de toegankelijkheid – niet alleen voor mensen met mobiliteitsbeperkingen, maar voor iedereen. Het aanbrengen van drie lagen dure en gladde verf op een toch al slecht toegankelijke doorgang was natuurlijk geen best begin. Maar het zou niet moeilijk moeten zijn het beter te doen.
Kristel de Groot promoveert aan de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences (ESSB) en de Erasmus School of Economics (ESE).