Kun je als docent validisme, racisme, seksisme en andere vormen van discriminatie tegengaan? “Diversiteit en inclusie is geen quick fix”, schrijft de Landelijke Studenten Vakbond bij hun tien adviezen voor een inclusieve sfeer in de collegezaal. Met die tips kunnen docenten werken aan een veilige omgeving. Jane Murray Cramm (ESHPM), Peter Moorman (Erasmus MC), Jasmien Khattab (RSM) en Ilse van den Dorpel (ESSB) reageren.
1. ‘Deel de faciliteiten en contactpersonen waar studenten vanaf moeten weten’
Voorzieningen als meldpunten, vertrouwenspersonen en ondersteuning zijn er volgens Peter Moorman (Geneeskunde) altijd zijn geweest. “En ik ben al heel lang bezig in het onderwijs. Of deze voorzieningen voor studenten te vinden zijn, dat is iets anders.” Het is volgens de docent Academische Vaardigheden aan de faculteiten en niet aan individuele docenten om deze informatie te delen met studenten.
Hoogleraar Persoonsgerichte Zorg Jane Murray Cramm van de Erasmus School of Health Policy & Management (ESHPM) keek zelf hoe vindbaar vertrouwenspersonen zijn. “Dat was onvoldoende. We werken nu aan een knop ‘sociale veiligheid’ op de landingspagina van de ESHPM-site.” Daar moeten studenten contactgegevens van bijvoorbeeld vertrouwenspersonen snel kunnen vinden.
2. ‘Deel je voornaamwoorden met de klas en vraag actief naar de voornaamwoorden van je studenten’
“Soms weten studenten dit helemaal nog niet”, vertelt Cramm. “Je wil niemand dwingen hier uitspraken over te doen. Het gaat erom dat je een sfeer creëert waarin het niet uitmaakt wat je voornaamwoorden zijn.” Jasmien Khattab (Rotterdam School of Management) zegt dat ze niet aan al haar tweeduizend studenten kan vragen wat hun voornaamwoorden zijn. “Wel kun je vertellen wat jouw voornaamwoorden zijn. Zo laat je zien dat jij erover hebt nagedacht en dat studenten hun voorkeuren mogen delen.”
3. Stel eens de vraag: hoe zit iedereen erbij?’
“Ik vraag regelmatig hoe het gaat aan mijn studenten”, zegt Moorman. Hij geeft onderwijs in de bachelor en de master bij Geneeskunde. “Masterstudenten hebben bijvoorbeeld net de coschappen gehad en ik vraag dan hoe dat was. Bij eerstejaars weet ik dat er heel veel spanning kan zijn voor opdrachten, dan hebben we het erover dat die spanning niet nodig is.” Volgens de docent is vragen hoe het gaat niet zo simpel als het hier staat. “Je kan het niet te persoonlijk maken. Veel studenten vinden dat niet prettig, zeker niet in colleges met 420 studenten. Als er iets is, laten veel studenten het zelf weten. Voorafgaand aan een college krijg je bijvoorbeeld een mail dat een oma is overleden. Dan ben je toch op de hoogte.” Je moet hier als docent wel de tijd voor hebben, benadrukken de docenten. Als die tijd er is, dan ziet tutor Ilse van den Dorpel het verschil: de dynamiek verbetert.
4. ‘Stel eens de vraag: wat heb je nodig om je veilig te voelen in de klas?’
“Veiligheid is volgens mij minder afstand”, zegt Van den Dorpel van de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences. “Ik zeg dat iedereen hier mag zijn. Dat blije en niet vrolijke zaken gedeeld mogen worden. Het moet niet.” Ze maakt er werk van om alle namen van de studenten te leren, dat lukt vaak na een of twee bijeenkomsten. Al kost het haar veel tijd. “Het begint bij het creëren van een veilige sfeer, dan kan inclusiviteit daaruit voortvloeien.”
“Dit punt impliceert dat iedereen zich veilig genoeg voelt om alles zomaar te delen”, merkt Khattab op. “Het is een paradox. Je deelt het niet als je jezelf onveilig voelt, omdat je een onveilig gevoel hebt. Moorman benadrukt dat het voor docenten belangrijk is om feedback te krijg
“Onveilig voelen staat op de evaluatieformulieren, maar als studenten aangeven zich soms niet prettig te voelen, dan delen ze niet wat het onveilige gevoel veroorzaakte. We proberen studenten aan te zetten tot denken. Je bewust worden van het feit dat je iets niet weet, kan onzeker voelen. Is dat onveilig? Alleen het evaluatieformulier is vaak niet voldoende voor een docent om te weten wat anders kan.”
5. ‘Wees je bewust van trigger warnings’
Het is belangrijk je bewust bent van mogelijke triggers, zegt Van den Dolder, maar in de praktijk komt er meer bij kijken. “Taal is een gevoel. Wat voor mij neutraal lijkt, is dat voor een ander niet. Daar probeer ik wel rekening mee te houden.”
Balans, daar draait het om, zegt Khattab. “Je moet je bewust zijn van triggers, maar het is ook belangrijk dat je je eigen onderwijsstijl behoudt. Toen ik in de Verenigde Staten werkte had ik een collega die expliciet en vaak het woord ‘fuck’ gebruikte, en dat is daar echt not done. Desondanks won hij heel veel onderwijsprijzen”, vertelt de docent Innovatiemanagement.
6. ‘Plan vaste inloopuren in voor studenten die jou een-op-een vragen willen stellen’
“Dit wordt bij Geneeskunde sinds een jaar of twee gedaan bij de master”, vertelt Moorman. “Het is nu altijd rond lunchtijd, maar dat gaan we uitbreiden. Studenten in hun coschappen hebben niet altijd de gelegenheid tijdens de lunch, dus we gaan het ook aan het einde van de dag doen. Soms is het best druk met studenten die online inlopen. Misschien is het dus ook iets voor de bachelor.”
Dat gaat niet zomaar, zegt Khattab. De 1100 studenten van de Nederlandstalige opleiding en de 800 van de Engelstalige kan ze niet allemaal een-op-een helpen. “Ik geef iedereen graag het gevoel er altijd voor ze te willen zijn en ze mogen altijd mailen, maar ik kan er niet fysiek voor iedereen zijn.”
7. ‘Controleer vooraf de fysieke toegankelijkheid van je klaslokaal’
Het controleren van een collegezaal is niet genoeg, zegt Cramm uit eigen ervaring. Ze heeft zelf met periodes ook in een rolstoel gezeten. “De collegezalen zijn vaak het probleem niet. Het terrein van de campus wel.”
“Ik ben meer van de persoonlijke aanpak”, zegt Cramm over de hele advieslijst van de LSVb. “Ons voornemen is aan studenten vragen: wat heb jij nodig? Wij als onderwijsteam pakken het dan op. Ik herinner mij een student die ondersteunende software nodig had voor tentamens. En het systeem werkte niet, iedere keer weer. Na een persoonlijk gesprek bleek het voorlezen van de vragen ook een optie was. Het is aan ons als universiteit om dit soort zaken op de achtergrond te regelen. Dan voel je je als student gezien, welkom en dus veilig.”
Het controleren van de toegankelijkheid van collegezalen is een taak van de universiteit en niet aan docenten, vindt Khattab. “Er zit een grens aan onze verantwoordelijkheid. Je kunt signaleren, doorgeven en meedenken met studenten, maar de controle van collegezalen neerleggen bij docenten gaat te ver. Ik kan geen lift bouwen of een nieuwe ingang, hoe graag ik het ook zou veranderen.”
8. ‘Kies je woorden zorgvuldig’
“Ik heb geleerd dat goed bedoelde opmerkingen heel passief-agressief over kunnen komen”, deelt Moorman. “Wat spreek jij goed Nederlands’ komt heel betuttelend over en is dus vaak geen compliment.” Bij Geneeskunde kunnen docenten workshops volgen voor inclusievere colleges. Die volgde hij jaren geleden. “Ik hoor steeds vaker van docenten dat ze die ook gevolgd hebben. We werken bij de bachelor en master hard om de studentenpopulatie diverser en inclusiever te maken.” Moorman gebruikt al jaren ‘zij’ als hij naar een arts in het algemeen wil verwijzen, om het beeld te veranderen dat een arts een man zou zijn.
“Ik probeer me bewust te zijn van hoe ik overkom en wat ik zeg”, vertelt Van den Dolder. “Soms is het lastig en stop ik midden in een zin met praten en vraag ik mezelf af: kan dit? Ik denk dan hardop en vraag het mezelf hardop af en vraag hoe de studenten erover denken. Bijvoorbeeld als ik steeds verwijs naar een mannelijke vorm van een woord. Dat heb ik mezelf moeten aanleren, want je bent zo wel kwetsbaarder als docent.” Als begroeting gebruikt ze steeds vaker het neutrale ‘ha studenten’.
9. ‘Zie ieders (zichtbare en onzichtbare) diversiteit’
“Zichtbare en onzichtbare diversiteit kun je heel breed zien”, zegt Khattab. “Bijvoorbeeld: hoe evalueer je studenten met een participatiecijfer. Het moet niet zo zijn dat de extraverte studenten een hoger cijfer krijgen omdat zij makkelijker aan het woord zijn dan introverte.” Hier ligt een taak voor docenten: “Neem de discussie bij de hand en geef de stillere studenten een kans om te spreken.”
Belangrijk bij het zien van ieders diversiteit is dat elke student een rolmodel kan hebben, ongeacht huidskleur, afkomst en functionele beperking, vindt Moorman. “Diversiteit onder de docenten is dus van belang.”
Cramm moet denken aan haar reis naar Londen van afgelopen zomer. “Daar waren overal drie toiletdeuren: mannen, vrouwen én genderneutraal. Bij elke eetgelegenheid waar ik was, was er de keuze voor vlees, vis, vegetarisch én veganistisch. Dat is nou inclusief. Voor iedereen een optie en niet iedereen dwingen tot één norm te horen.”
10. ‘Zorg dat je lesstof niet enkel het eurocentrische perspectief bevat en blijf actief nieuwe perspectieven aanmoedigen’
“Andere perspectieven aanmoedigen doe ik altijd en het hebben over andere perspectieven doe ik altijd aan het einde van de master”, zegt Moorman over de laatste tip. “Daar hebben we het over andere visies op geneeskunde en op ziek zijn. Als je in Nederland niet helemaal fit bent, ben je al snel ziek. In China kunnen mensen zich ook in onbalans voelen. Dan nemen ze niet meteen een pilletje, maar kijken ze naar wat kan helpen. Dat kan een bepaald soort thee zijn.”
De stof is overwegend eurocentrisch en westers georiënteerd, zeggen de docenten. Er is wel een manier om andere perspectieven te introduceren in ieder vak, vertelt Khattab. “Bouw een element van diversiteit in door een diversiteit aan menselijke voorbeelden te kiezen. Het voorbeeld van een leider hoeft niet altijd een witte man te zijn, Nelson Mandela kan net zo goed.” Een verscheidenheid aan voorbeelden kan ervoor zorgen dat stereotypen doorbroken worden, zegt de RSM-docent.