Sintija (21) groeide op in Letland en vond dat niet de meest stimulerende omgeving voor mensen die hun genderidentiteit willen verkennen. “Ik had te maken met veel geïnternaliseerde misogynie en was erg uitgesproken over het in stand houden van de genderbinariteit.”
Nadat Sintija aan de International Bachelor Communication and Media begon, werd hen voor het eerst omringd door ‘ruimdenkende en progressievere mensen’. “Ik heb veel met ze gepraat en vragen gesteld over hun kijk op gender. Ik ben er meer over gaan gelezen en heb meer onderzoek gedaan, wat ik dankzij Erasmus heb kunnen doen, want academische artikelen zijn duur.”
Sintija denkt dat de Erasmus Universiteit en de ruimdenkende universitaire gemeenschap hebben bijgedragen aan het ontdekken van hun non-binaire identiteit. Toch heeft niemand Sintija tijdens een werkgroep of hoorcollege naar hun voornaamwoorden gevraagd. Ook wist Sintija niet dat haar faculteit een handleiding voor genderinclusief taalgebruik heeft.
Ellendige ervaring
Student Arts and Culture Kim (22) werd op de faculteit ook niet naar haar voornaamwoorden gevraagd. “Het kost zo weinig moeite om iemand te vragen wat diens voornaamwoorden zijn, maar in alle jaren dat ik hier heb gestudeerd, heeft niemand dat gedaan”, vertelt Kim. Kim gebruikt alle voornaamwoorden, dus een dergelijke situatie is iets dragelijker voor haar, maar Kim begrijpt dat dit ‘voor sommige mensen erg verstikkend kan voelen’.
Caro (21) is een non-binaire student aan de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences, en herkent zich sterk in dit gevoel. “Voordat ik mijn deadname in het systeem kon veranderen, stuurde ik vóór het eerste college een e-mail aan mijn tutoren waarin ik vertelde dat ik Caro heet en wat mijn voornaamwoorden zijn. Dat moest ik voor elk nieuw vak weer doen.”
De eerste keer dat een werkgroepdocent Caro naar hun voornaamwoorden vroeg en die ook correct toepaste ‘was erg speciaal, vooral omdat het daarna een tijd duurde voordat dat weer gebeurde’, legt Caro uit. “Dat was echt erg belangrijk voor me. Het gaf me het gevoel dat ik welkom was in de academische wereld. Je ziet op andere plekken maar weinig non-binaire mensen, maar vooral in de academische wereld zijn ze ondervertegenwoordigd. Dat deze docent naar mijn voornaamwoorden vroeg en ze ook gebruikte, bevestigde echt voor me dat ik hier thuishoor, dat ik thuishoor in het hoger onderwijs.”
Mensen uitnodigen
“Ik vind dat docenten zich bewust moeten zijn van de rol die ze spelen bij het creëren van een veilige lesomgeving”, zegt Ana Uribe Sandoval, docent en een van de schrijvers van de handleiding voor genderinclusief taalgebruik. “Als ik zeg ‘ik gebruik deze voornaamwoorden’, dan dwing ik niemand om diens voornaamwoorden te delen, maar nodig ik mensen uit het me te vertellen als ze liever met een ander voornaamwoord willen worden aangesproken. Ze weten dan dat ze naar me toe kunnen komen en dat dit gesprek serieus wordt genomen en dat dit onderwerp in deze collegezaal bespreekbaar is.”
Chiara Modugno, docent aan de afdeling Media en Communicatie, was niet op de hoogte van het bestaan van de handleiding en denkt dat haar directe collega’s dat ook niet zijn. Ze gebruikte echter voordat de handleiding werd gepubliceerd al genderinclusieve taal in haar lessen. “Ik heb dat vanaf het begin van mijn carrière als docent al gedaan. Ik vind het normaal, misschien omdat ik ook onderzoek doe naar gender en diversiteit.”
Tijdens het introductierondje aan het begin van elk vak vraagt Chiara haar studenten om hun naam en voornaamwoorden. “Veel studenten laten weten dat ze het waarderen dat ik naar hun voornaamwoorden vroeg. Daar stond ik een beetje van te kijken, omdat het betekent dat ze daar niet altijd naar wordt gevraagd. Blijkbaar heeft niet iedereen in elk college dezelfde ervaring.”
Rondjes voornaamwoorden
Lotte (23), masterstudent aan de Rotterdam School of Management, moedigt mensen aan om anderen in een ruimte naar hun voornaamwoorden te vragen. Deze uitwisseling van voornaamwoorden heeft ze nog nooit op haar faculteit meegemaakt. En wanneer de ‘rondjes voornaamwoorden’ in een andere situatie wel voorkomen, heeft Lotte vaak het idee dat ze alleen worden gedaan omdat zij erbij is. “O ja, daar heb je de trans persoon van wie we de voornaamwoorden al weten. Laten we het de rest ook vragen!”, parafraseert Lotte.
“Het is belangrijk dat we weten hoe mensen aangesproken willen worden, maar je moet ook niet te performatief doen. Je doet het om mensen het gevoel te geven dat ze welkom zijn en niet om jezelf op de borst te kloppen omdat je zo inclusief bezig bent.”
Dialoog
De handleiding die is opgesteld door de faculteitsraad van de ESHCC is misschien nog onbekend onder veel studenten en medewerkers, maar vergelijkbare acties van het Diversity and Inclusion Office (D&I) kunnen eraan bijdragen het onderwerp op de hele universiteit onder de aandacht te brengen. Samen met Erasmus Pride en Workplace Pride heeft het D&I Office een ‘kennisplatform voor inclusief onderwijs’ opgesteld, dat onder andere een handleiding over inclusief taalgebruik omvat.
Programmamanager Gwen de Bruin is van plan de website voor het einde van dit kalenderjaar te publiceren. “Het gaat er niet alleen om dat je je bewust bent van dit onderwerp, maar ook om het creëren van een omgeving waarin praten over het belang van het bespreken van voornaamwoorden onderdeel is van het gesprek in de collegezaal. We willen een dialoog.”
Ana Uribe is het daarmee eens. “Soms is problemen bespreken het belangrijkste wat we als leden van de faculteitsraad en als leden van deze gemeenschap kunnen doen. Je kunt problemen misschien niet meteen oplossen, maar als je ze benoemt, kunnen ze een gespreksonderwerp worden. Wat zichtbaar is gemaakt, kan niet meer onzichtbaar worden. Als je een onderwerp aankaart, moeten mensen er wel over praten.”