Bij de vakgroep Belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam leidden journalistieke artikelen over de financiële afhankelijkheid en cultuur in de vakgroep tot het opstappen van een hoogleraar en de vakgroepvoorzitter. Het Amsterdamse universiteitsmedium Folia berichtte over een cultuur waarin je nauwelijks carrière kan maken als je niet ook bij een groot belastingadvieskantoor werkte en over beïnvloeding door die kantoren. Bij de vakgroep Belastingrecht aan de EUR zijn ook veel hoogleraren met zo’n achtergrond. In hoeverre bestaat die cultuur hier ook?
“Wij hebben veel parttimers die ook een nevenfunctie hebben. Daarin hebben we een brede vertegenwoordiging: bij de Belastingdienst, in het bedrijfsleven, in het advieswezen, advocatenkantoren, de rechterlijke macht, het ministerie… Tegelijk is bijvoorbeeld onze hoogleraar Lokale Belastingen (Arjen Schep, wiens leerstoel gefinancierd wordt door een aantal gemeenten, red.) fulltime bij ons in dienst. Ik vind die maatschappelijke verbindingen iets goeds. De praktijk gaat over het functioneren en toepassen van het recht, terwijl we in de wetenschap naar hele andere antwoorden op zoek zijn, namelijk: hoe zou het rechtssysteem moeten werken?”
Wat is het belang precies van die maatschappelijke verbindingen?
“Wetenschap hoort in de samenleving te staan. Zonder wetenschappelijke benadering waren we bijvoorbeeld nooit naar de maan gegaan en leefden we nu minder gezond. Bij onderzoek naar belastingheffing hebben we het over de financiering van de samenleving. Als we effectief wetenschap willen bedrijven, helpt het als je in de praktijk bij wijze van spreken kan experimenteren. Als je weet hoe belastingregels tot stand komen of worden gehanteerd, kun je effectiever zijn in het vinden van een oplossing. Doordat ik bij PwC op kantoor zie hoe dingen gaan, kan ik met meer zelfvertrouwen schrijven over het vinden van fiscale antwoorde nop maatschappelijke vragen.
“Tegelijk is er natuurlijk ook een spanning. Waar belasting betaald wordt en geld rondgaat, daar ontstaan belangen. Maar voor een rechtswetenschapper zijn die belangen eigenlijk een feitelijkheid. Als je uitgangspunt is dat het belastingrecht neutraal moet functioneren, dan leg je het als wetenschapper langs die meetlat. En als dat dan niet zo is, dan is dat je conclusie. Met die methodische benadering kun je zorgen dat je objectief blijft. Dat ziet men weleens over het hoofd volgens mij. ”
De Tweede Kamer is door de publicaties van Nieuwsuur kritisch op de financiering van leerstoelen door onder andere de Belastingdienst en EY. Sommige medewerkers van de vakgroep in Amsterdam zeiden dat er ook weleens artikelen ter goedkeuring werden voorgelegd aan de geldschieter. Kunt u mij recht in de ogen kijken en zeggen dat dat hier in Rotterdam nooit gebeurd is?
“Ja, dat kan ik. Ik ben onafhankelijk. Ik heb nog nooit een publicatie aan iemand ter goedkeuring voorgelegd. En ik heb nog nooit van tevoren een media-optreden afgestemd met mijn andere werkgever. En ik ben ook niet van plan dit ooit te gaan doen.”
Durft u ook uw hand in het vuur te steken voor alle collega’s?
“Daar heb ik geen onderzoek naar gedaan. Maar ik kan wel zeggen dat ik het binnen mijn verantwoordelijkheid nooit ben tegengekomen. Ik ben voorzitter van een leerstoelgroep, en daar vallen meerdere hoogleraren, wetenschappelijke docenten en promovendi onder, en ik ken geen voorbeeld waarbij ik reden had om te twijfelen aan een academische uiting. De gedachte dat je een kantoorstandpunt of overheidspositie in een artikel zou kunnen spinnen volg ik ook niet. Alsof dat niet onmiddellijk zou opvallen. Als je dat doet, ben je meteen je eer en integriteit kwijt. Want er is weinig zo transparant als een publicatie.”
Nieuwsuur ontdekte ook dat het ministerie van Financiën in 2008 een leerstoel, die later ingevuld werd door Arnaud de Graaf, sponsorde en daar in de overeenkomst eisen aan verbond. “De leeropdracht behoeft instemming van de (plaatsvervangend) directeur-generaal voor Fiscale Zaken” en de hoogleraar moest zorgen voor ‘exposure’ bij de studenten, om ze warm te maken voor een baan bij Financiën. Hoe rijmt u dat hiermee?
“Ik kan je in alle eerlijkheid zeggen dat wij daar ook enorm verrast over waren . Die afspraken kunnen wij ook niet terugvinden in onze eigen archieven. Ik kan wel zeggen dat ze zover wij konden nagaan niet tot uitvoering zijn gekomen; De Graaf heeft daar niet naar gehandeld. Dat zou voor de EUR ook niet passend zijn.”
Heeft u gekeken of er bij andere leerstoelen soortgelijke voorwaarden gesteld zijn?
“Ja, dat hebben we gedaan en dat is niet het geval. Wij zijn volledig transparant geweest tegenover Nieuwsuur en zij hebben dus de beschikking over dezelfde documenten als wij. Deze sponsorovereenkomst zat daar dan ook niet tussen, die dook op vanuit het ministerie van Financiën. Wij hebben erg ons best gedaan om het document in onze eigen archieven terug te vinden, maar dat is niet gelukt.”
Kamerlid Pieter Omtzigt stelde Kamervragen over de bevindingen van Nieuwsuur. Het viel hem op dat de toeslagenaffaire wel erg weinig is onderzocht door belastingrechtonderzoekers. Ziet u dat als een risico, dat wetenschappers bepaalde onderwerpen mijden vanwege belangenconflicten, bijvoorbeeld als de Belastingdienst de geldschieter is?
“Ik vind dit een lastige. In 2006 is door wetenschappers wel veel geschreven over de introductie van het toeslagensysteem en de mogelijke implicaties daarvan. Maar waarom er later minder over is geschreven, dat weet ik niet. Meer algemeen geldt denk ik dat wat er niet is, zich lastig laat bewijzen. Maar als ik het op mezelf betrek: ik schrijf over de belastingheffing van multinationals en heb me er niets van aangetrokken of een collega bij PwC een bepaalde mening over een artikel van mij zou kunnen hebben, en ik ben ook niet van plan me daar volgzaam te gaan opstellen.”
Heeft de affaire in Amsterdam geleid tot een gesprek op de afdeling?
“Ja, we praten daar natuurlijk met elkaar over. We verantwoorden ons onderzoek in ons jaarverslag. Maar we kunnen onszelf niet beoordelen, dat is aan degene die het onderzoek consumeert. Die mag bepalen of we wel of niet biased onderzoek gedaan hebben. Ik denk dat onze wetenschap gaat over het systematisch en methodisch doordenken van belastingregelingen, en dat is een belangrijk tegenwicht voor andere overwegingen, zoals politieke of geopolitieke. Wetenschap is niet zomaar even een mening. De feiten en het notenapparaat kun je controleren, de analyse kun je nalopen en op analytische correctheid beoordelen. Ik denk dat we niet veel meer kunnen doen dan transparant zijn. En natuurlijk, als we een samenwerking aangaan, dien je ook daar transparant over te zijn.”
Vindt u achteraf dat de vakgroep transparanter had moeten zijn over de financiering van de leerstoelen?
“De reportages van Nieuwsuur gaan over procedures van een decennium terug en liepen rond 2020 af. Maar dat betekent niet dat het daarmee een afgeronde discussie is. Als ik vandaag aan de gang zou gaan met een bijzondere leerstoel, dan zou ik me afvragen: wat wordt er van mij verlangd, zijn we transparant genoeg? En als dat meer transparantie is, dan zou ik dat meewegen en op wat vanuit de samenleving wordt gevraagd meebewegen. Maar ik weet ook dat de ideeën daarover met de tijd veranderen. Dat zie je bijvoorbeeld aan de discussie over sms’jes van bewindspersonen, dat was tien jaar geleden denk ik ook een hele andere discussie geweest.”
Aan de andere kant hebben we een jaar of zes geleden de discussie gehad over de financiering van een onderzoek bij de Rotterdam School of Management naar het Nederlandse vestigingsklimaat. Achteraf bleek pas dat een aantal grote bedrijven dat onderzoek hadden betaald. Het gebrek aan transparantie daarover is toen scherp veroordeeld.
“Een ding is duidelijk: als er bias in onderzoeksoutput zit, hebben we een probleem. Maar niet meteen als we een samenwerking aangaan. De wetenschappelijke onafhankelijkheid moet geborgd zijn. Bij drie van de extern gefinancierde leerstoelen bij Belastingrecht loopt de financiering via een stichting, waar ik voorzitter van ben. Die stichting is gewoon onafhankelijk. Op het moment dat sponsor X het geld overmaakt, is het klaar. Als X mij belt en vraagt of een promovendus even dit of dat in een artikel opschrijft, dan vertel ik dat dat niet gaat gebeuren. Ik vind mezelf niet bepaald een trekpop van zo’n sponsor. Natuurlijk is transparantie goed, maar als je steeds benoemt dat er eigenlijk een bedrijf achter de financiering van een leerstoel zit, dan ontken je ook een beetje de autonomie van het bestuur van de stichting, mijn autonomie als bestuurder en hoe ik aan mijn bestuurlijke verantwoordelijkheden vorm geef. Tegelijk begrijp ik de wens om zo transparant mogelijk te zijn. Dus ik denk dat we een gesprek met elkaar moeten voeren over wat het meest passend is.”
Wat bij veel mensen meespeelt, is dat ze misschien best vertrouwen dat jullie bij Belastingrecht allemaal hele integere wetenschappers zijn, maar dat een bedrijf tegelijkertijd geen filantropische instelling is. Wil zo’n bedrijf niet iets terugzien voor de sponsoring van een leerstoel?
“Nogmaals, het is moeilijk om te bewijzen dat iets –ongewenste inmenging –- er niet is. En ik snap ook dat het een kwestie van vertrouwen is. Je kunt cynisch zijn over de betrokkenheid van bedrijven, dat ze het alleen maar uit eigenbelang doen. Je kunt het ook zien als maatschappelijk engagement.”
Waarom wil een instelling als de Belastingdienst eigenlijk een leerstoel sponsoren?
“Het kan zijn dat je een bepaald onderzoeksveld wilt ontginnen, om het denken verder te brengen. Die wens kun je dan samen uitspreken. Dat kan ook een uitkomst hebben waar de financier niet blij mee is en dat moet die zich realiseren. Waar we elkaar ontmoeten ontstaat altijd een zekere spanning. Of het nou om rechten, farmacie, voedseltechnologie of geneeskunde gaat. Er zijn nou eenmaal allerlei belangen.”
Heeft de berichtgeving consequenties gehad voor medewerkers op persoonlijk vlak?
“Ik ga daar niet zielig over doen, maar je naam komt in het nieuws in verbinding met een vraagteken over integriteit. Dus dat raakt je ook als mens. Als ik naar mijn eigen publicaties kijk: vertel maar waar ik dan zo’n vreselijke bias heb zitten. Mijn collega’s binnen de vakgroep werken keihard aan onderwijs en onderzoek. Die stoppen niet om vijf uur, zeg maar. Daar zit zo’n enorme drive om betekenisvol te zijn. Daarnaast werken ze ook in de praktijk en dat wordt allemaal netjes gemeld in de publicaties. Daar zou ik wel graag een lans voor willen breken. Als er wat aan de hand is, is er wat aan de hand. Maar zo niet dan niet. Wees dus zorgvuldig, want als je die indruk wel wekt heb je iemand zo beschadigd.”
Stel dat er een nieuwe mogelijkheid zou ontstaan voor een extern gefinancierde leerstoel, gaat u dan heel duidelijk aangeven wie dat precies gefinancierd heeft?
“Natuurlijk. Op dit moment speelt het niet, bij een van onze stichtingen is nu geen leerstoel gevestigd. Stel dat er een mogelijkheid ontstaat om dat te doen, dan zou ik daarmee aan de gang gaan. Je wilt ook graag wat betekenen voor de talenten in je omgeving. Stel dat we iets zouden kunnen doen met green taxes, of belastingen voor minima, dan zou dat heel mooi zijn. En hoe een en ander dan op enig moment vorm zou moeten krijgen, dat is dan iets om als bestuurders met elkaar in overleg te gaan.”
Met dat laatste onderzoeksgebied zou Pieter Omtzigt wel blij zijn, vermoed ik.
“Stel nu dat je daar externe financiering voor zoekt, dan kan dat bijvoorbeeld ook vanuit een non-gouvernementele organisatie komen. Zo’n ngo als sponsor vinden de media wellicht wat minder spannend. Maar ook dat zal natuurlijk transparant moeten zijn en ook daar kun je over tien jaar weer anders over denken. We proberen ons bestuurlijke werk naar eer en geweten te doen en in een veranderende samenleving rekening te houden met wat van ons wordt verlangd. Als ik over tien jaar door mijn opvolgers beoordeeld wordt, dan hoop ik dat daar wat mildheid bij zit en een en ander ook in de context van de tijd wordt geplaatst.”