Waar gaat je proefschrift over?

“Ik heb onderzoek gedaan naar vier verschillende groepen ‘oorlogstoeristen’ die eigenlijk niet meteen onder die noemer te scharen zijn. Wat motiveert verschillende groepen om naar oorlogslocaties te gaan, hoe ervaren ze hun aanwezigheid daar, hoe kijken ze daarop terug en hoe maken ze het onderdeel van hun identiteit? De eerste groep bestond uit actieve militairen en kadetten die als onderdeel van hun training of opleiding op battlefield tours gaan. Bijvoorbeeld naar Ieper of Normandië, maar ook in de buurt van Rotterdam. Ze bereiden zich daar voor op toekomstige missies, door ter plekke een militaire slag te analyseren en daarvan te leren. De volgende groep waren Nederlandse veteranen die terugkeren naar Bosnië. Zij hebben vaak moeite met het verwerken van hun ervaringen en zien die terugkeerreis als een manier om antwoorden te vinden. Het is een vorm van traumaverwerking. In Bosnië heb ik een derde groep onderzocht van Bosniërs die meedoen aan de jaarlijkse driedaagse Vredesmars, die langs massagraven voert en eindigt met de herdenking van de genocide en de begrafenis van alle lichamen die dat jaar geïdentificeerd zijn. De laatste groep zijn jonge, veelal Duitse, vrijwilligers die op zomerkamp gaan naar oorlogslocaties in Europa, waar ze onderhoud doen.”

Hoe ben je op dit onderwerp gekomen?

“Dit proefschrift valt onder een groter onderzoek naar populaire cultuur en toerisme. In de literatuur is veel geschreven over dark tourism, het bezoeken van plaatsen die te maken hebben met dood en geweld. Ik realiseerde me dat die studies gaan over algemene bezoekers. Ik werd benieuwd naar de ervaring van mensen die je in deze studies minder snel tegenkomt, omdat ze vaak hele persoonlijke redenen hebben om naar een plek te gaan, en bijvoorbeeld iets willen leren of verwerken. Door deze vier bijzondere groepen te onderzoeken kunnen we het begrip oorlogstoerisme beter begrijpen en nuanceren, door voorbij te gaan aan het stereotype. Tegelijkertijd kunnen we iets leren over de specifieke ervaring van deze bezoekers.

“Vanuit persoonlijke ervaring heeft het mij altijd gefascineerd hoe een historisch object of het staan op een plek waar iets gebeurd is, je verbeelding in gang zet. Bij oorlogstoerisme zie je dat mensen op zoek zijn naar een ervaring die ze niet uit een boek of film krijgen, ze denken dat ze door ergens te zijn een echter perspectief krijgen op het verleden. Ik vind het interessant hoe dat werkt, ook de kunstmatigheid ervan.”

Je hebt een etnografische studie gedaan, wat betekent dat?

“Dat is een methodologie waarbij je onderzoek doet op basis van observaties en interviews. Ik heb bijvoorbeeld ook twee keer meegelopen met de vredesmars in Bosnië, dus die ervaring heb ik ook meegenomen in mijn analyse. Je loopt dan met duizenden anderen in drie dagen 75 kilometer naar Potočari, waar het monument ter nagedachtenis van de genocide op de Bosnische moslims te vinden is. De route loopt langs talloze massagraven en mijnenvelden.”

Waar ben je allemaal geweest voor je onderzoek?

“Drie keer in Bosnië, Frankrijk, Italië, Duitsland, Spanje en België. Dat was een heel leuk onderdeel van mijn proefschrift. Het heeft mij heel erg geholpen om te zien hoe mensen zich daar gedragen. Het meelopen met de Vredesmars was ook een hele heftige maar indrukwekkende ervaring, die mijn perspectief verrijkt heeft.”

Wat zijn je belangrijkste conclusies?

“Oorlogstoerisme is veel diverser dan ik had verwacht. Voor ik dit onderzoek begon had ik zelf een bepaald idee wat voor mensen naar Ieper of Normandië gaan. Geschiedenisfanaten die een voor een die plekken afgaan. Of toeristen die een belangrijke plek willen zien maar daar eigenlijk te weinig van weten en daardoor een oppervlakkige ervaring hebben. Mijn onderzoek heeft dat beeld wel genuanceerd. De mensen die ik sprak nemen hun bezoek heel serieus, ook al zie je dat niet aan hun gedrag en nemen ze bijvoorbeeld dezelfde foto’s als iedereen. Met name de veteranen die naar Bosnië gingen hebben me het meest geraakt. Zij zijn soms al 25 jaar bezig met wat daar is gebeurd, maar teruggaan is zo’n sterke ervaring dat het hen kan helpen om rust te vinden in hun oorlogsverleden.”

Waarom wilde je promoveren?

“Ik heb eerst de kunstacademie gedaan en het plan was om daarna in de culturele sector te gaan werken. Tijdens mijn studie merkte ik dat ik het onderzoek doen voor een kunstproject leuker vond dan het uitvoeren ervan, dus ben ik toen geschiedenis gaan studeren. Dat vond ik echt heel erg leuk, ik houd veel van lezen en schrijven. Uiteindelijk deed ik een onderzoeksmaster maar had ik nog steeds niet het plan om te promoveren. Pas tijdens het schrijven van mijn scriptie merkte ik hoeveel plezier ik daarin had en ontstond het idee om dat in uitgebreidere vorm nog een keer te doen.”

En wil je onderzoeker blijven?

“Oeh, dat is een goede vraag. Voorlopig blijf ik nog docent aan de EUR en ben ik bezig met een vervolgonderzoek naar de terugkeerreizen van veteranen. Daarna kijk ik wel weer verder.”