“Na zo’n lange tijd is de Merapi een goede vriend geworden. Ik begrijp zijn dynamiek. Ik kijk uit naar de uitbarsting in 2020. Dat wordt een kleine.” Vicky Ariyanti glimlacht als ze praat over de vulkaan die centraal staat in haar proefschrift Governing a Volcanic River Basin: A cultural sensitive inquiry into the current water resources management practices of Opak Sub-Basin, Indonesia.
Nadat ze haar graad in Urban and regional studies had behaald, ging Ariyanti in 2010 in Yogyakarta aan de slag als overheidsfunctionaris. “Ik wist vooraf niet in welk veld ik zou komen te werken. Het werd waterbeheer.” Slechts een paar maanden voor ze begon, was de Merapi tot uitbarsting gekomen, de zwaarste in een eeuw. Ruim driehonderd mensen kwamen om het leven door de lava- en modderstromen. En een veelvoud daarvan raakte gewond. “De meeste mensen op de berg werden in hun slaap overvallen door de uitbarsting. Zeer triest dat zij zo stierven.” Zelf woonde ze in het centrum van de stad waar een grote wolk vulkaanstof boven hing.
Nasleep

“Ik herinner me de chaos van vluchtende mensen. Ze probeerden met de trein uit de stad weg te komen. Alle vluchten werden geannuleerd. Omdat ik een baby van vier maanden had, kregen we voorrang en lukte het ons om in een trein te stappen.” Haar oma, die in Yogyakarta woonde, was ziek. Ze had longontsteking en is overleden.
Tijdens de nasleep van de uitbarsting besloot Ariyanti haar werk te wijden aan de impact van de uitbarsting op het rivierbekken van de vulkaan. “Wij hadden het overleefd, daarom wilde ik iets doen voor volgende generaties. Over de laatste grote uitbarsting van de Merapi was bijna niets vastgelegd. Door deze uitbarsting en de impact daarvan te documenteren, zullen de mensen in dit gebied bij een volgende uitbarsting beter voorbereid zijn. Hier wonen 3,5 miljoen mensen. Ik wilde weten hoe ze zich redden.”
Meerval
Haar eerste aandachtspunt was waterbeheer in het gebied. Hiervoor voerde ze diepgaande gesprekken met ruim vijftig mensen. “De eerste actoren vond ik via de lokale autoriteiten, maar dit groeide snel uit tot een netwerk van vrijwilligers die een sleutelrol spelen in de lokale gemeenschappen. Bijvoorbeeld dorpshoofden die gebruikmaken van kennis over water die van generatie op generatie is doorgegeven.”
Daarom betrok ze al snel culturele en ecologische perspectieven bij haar onderzoek. “Deze lokale mensen weten bijvoorbeeld dat wanneer je een meerval in het water ziet, het water vervuild is. Maar de aanwezigheid van andere vissen is een teken dat het water veilig is om te drinken. Na een uitbarsting hebben de wetenschappelijke laboratoria het erg druk, en dan kan het tien dagen duren voor je diezelfde levensreddende informatie hebt.” Haar werk met de lokale inwoners van het stroomgebied bij de Merapi gaf haar een nieuw perspectief op onderzoek doen. “Ik heb geleerd dat kennis blijft komen, uitdijt en altijd een mix is van wetenschappelijke en praktische informatie. Wij, wetenschappers, moeten ons bewust zijn van dit proces. We mogen geen snobs zijn die niet naar anderen luisteren. We hebben niet altijd gelijk. En zelfs als we gelijk hebben, zijn we niet altijd de rechtschapenen.”
Dorpshoofden
Door het bredere onderzoeksperspectief ontdekte ze ook dat deze gemeenschappen zeer hecht zijn georganiseerd. “Ze voelen zich één geheel en zijn zeer beschermend naar elkaar. Onderdeel daarvan is dat ze menen dat als ze iemand helpen, ze hiervoor worden beloond in het hiernamaals.” Dit maakt de dorpshoofden de belangrijkste contactpersonen voor het geven en ontvangen van informatie. “Veel dorpen hebben ‘zusterdorpen’ waarmee ze nauw contact onderhouden. Ik heb al deze communicatielijnen in kaart gebracht.” De informatie over deze communicatielijnen is aangevuld met de relevante contacten bij de lokale autoriteiten en waterorganisaties, maar ook financiële stromen zijn in kaart gebracht.
“Met deze verzamelde informatie weten we nu hoe waterbeheer op lokaal niveau georganiseerd moet worden. Dat kan worden gebruikt bij andere gevaren, zowel nationaal als internationaal. Voor rampenbeheer, maar ook voor besluitvorming bij budgetteren en plannen.”
Oma
Ariyanti heeft een groot deel van haar promotietraject in Rotterdam gedaan. “Mijn kinderen gingen hier naar school en spreken Nederlands. Mijn oma heeft op school Nederlands geleerd, toen Indonesië nog een kolonie was. Eén keer per maand kwam ze samen met een aantal oudere dames om Nederlands te spreken en thee te drinken. Ze zou het fijn hebben gevonden dat mijn kinderen de taal nu ook spreken.”
Ze hoopt met haar onderzoek een belangrijke bijdrage te leveren. “Na de uitbarsting beloofde ik om iets te doen. Het was een zwaar traject, maar zeer de moeite waard. Ik denk dat mijn oma trots zou zijn geweest.”