Dit opiniestuk is een reactie op een stuk dat F.A. Muller, hoogleraar Philosophy of natural science, vorige week schreef in Erasmus Magazine. We raden je aan om dat eerst te lezen.
De afgelopen vier maanden heb ik de Erasmus School of History, Culture and Communication (ESHCC) wat beter leren kennen. Als decaan kun je immers onaangekondigd bij mensen van de faculteit binnenlopen en het gesprek aangaan en daarmee, sneller en efficiënter dan een extern onderzoeksbureau, feiten boven tafel krijgen. Het beeld van de faculteit en haar personeel dat ik mij daarbij heb gevormd wijkt op essentiële onderdelen af van het door Fred Muller geschilderde.
Omdat bij het verstaan van het heden een goed zicht op het verleden vaak helpt, eerst kort iets over de ontstaansgeschiedenis. De ESHCC omvat drie deeldisciplines: Geschiedenis (vanaf 1978), Kunst & Cultuur (vanaf 1989) en Communicatie & Media (vanaf 2008). Die stapsgewijze uitbreiding van de faculteit weerspiegelt zich nog steeds in de naam: Erasmus School of History, Culture and Communication. Een faculteit die dus haar naam krijgt door opsomming van de samenstellende delen.
Geen hertogdommetjes
In haar vrij korte bestaan is de ESHCC met de nodige uitdagingen geconfronteerd. Vanwege sterk teruglopende studentenbelangstelling voor de Nederlandstalige opleiding Geschiedenis heeft de ESHCC in 2015 als eerste in Nederland een internationaal programma in de bachelor Geschiedenis gelanceerd. Deze opleiding wist zich verbazend snel in de top van het Nederlands aanbod van geschiedenisopleidingen te nestelen: al twee jaar achtereen op nummer 1 in de Keuzegids Universiteiten. Kunst en Cultuur heeft zich ontwikkeld tot de grootste opleiding Arts en Culture Studies in Nederland en ontwikkelde tussen neus en lippen ook nog een succesvol double degree-programma, samen met Codarts Rotterdam en de Willem de Koning Academie. De afdeling Communicatie en Media heeft in minder dan tien jaar tijd een internationaal gerespecteerd bachelor- en master programma uit de grond gestampt. En al deze innovaties in het onderwijs zijn bepaald niet ten koste gegaan van het wetenschappelijk onderzoek: onderzoekevaluaties zijn lovend, gedurende de laatste vier jaar zijn 35 nationale en internationale grants verworven, waaronder vier Vidi-beurzen, een ERC Consolidator Grant en vier H2020-projecten. De totale verwachte inkomstenstroom voor de ESHCC uit de tweede en derde geldstroom in 2020 komt uit op 15 procent van de totale omzet.
Het beeld dat hier naar voren komt is niet dat van hertogdommetjes die in onderlinge gevechten hun eigen bestaan proberen te optimaliseren, zoals Fred Muller schrijft. Eerder is sprake van drie sterk opererende departementen die elk op een eigen deeldomein prestaties van formaat hebben geleverd, die de handen uit de mouwen weten te steken, bij tegenslag niet bij de pakken neerzitten, hun lot in eigen hand nemen en op innovatieve wijze zoeken naar nieuwe wegen om wetenschappelijk onderwijs en onderzoek in de humaniora aan de Erasmus Universiteit gestalte te geven. De geboekte resultaten konden alleen worden bereikt dankzij een hoge mate van ondernemerschap, zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen. Intussen behoort de ESHCC ook nog tot de meest internationaal georiënteerde faculteiten van de EUR, zowel qua studentenpopulatie als qua personeelssamenstelling.
Ouderwets
Wat schort er dan aan de ESHCC? Wel, bij de hoge intensiteit van groei en innovatie die de ESHCC de afgelopen tien jaar aan de dag heeft gelegd, is er te weinig aandacht geweest voor de interne organisatiestructuur op facultair en departementaal niveau. Die oogt in verschillende opzichten ouderwets en vertoont bijvoorbeeld gebrek aan helderheid als het gaat om toekomstperspectieven voor jonge wetenschappers. Door de onstuimige groei van de laatste jaren vertoont de personeelssamenstelling ook tekenen van onevenwichtigheid, er zijn bijvoorbeeld te weinig jonge hoogleraren en er is te veel personeel in tijdelijke dienst. Dit hangt overigens weer nauw samen met het interne bekostigingssysteem van de EUR, dat eenvoudigweg niet is afgestemd op een faculteit die jarenlange substantiële groei in studentenaantallen vertoont. Een recente, in opdracht van het CvB door Deloitte uitgevoerde, interne audit legt hier nadrukkelijk de vinger op.
Waar ESHCC nu voor staat is een facultaire profilering die de som van de samenstellende delen overstijgt. Daarbij kan de ESHCC best enige hulp gebruiken. Door Fred Muller word ik net te vaak een bestuurlijk genie genoemd om hierdoor tot zelfoverschatting te worden verleid, maar duidelijk is wel dat voor deze klus we het zonder een bestuurlijk genie kunnen stellen. En ik kan het weten. Een zeer vergelijkbare situatie op kleinere schaal trof ik namelijk ruim twee jaar geleden aan bij de filosofen: schaarse facultaire middelen werden op voorhand verdeeld over drie mini-leerstoelgroepen en van een gedeelde visie op de toekomst van de faculteit was geen sprake. Daar kwam dan nog bij dat de faculteit in een stevige financiële wurggreep werd gehouden. Aan deze situatie is de afgelopen twee jaar een einde gekomen. Door de ontwikkeling van een nieuw universiteitsbreed bachelorprogramma in de filosofie kreeg de Erasmus School of Philosophy (ESPhil) nieuwe ontwikkelingsruimte. Omdat de overheid hiervoor geen euro extra aan de EUR betaalt, speelt de generositeit van de andere faculteiten hierbij overigens wel een doorslaggevende rol.
Nieuwe antwoorden
De ambities die in het nieuwe strategisch plan van de EUR met betrekking tot de humanities en de sociale wetenschapen worden geformuleerd, stellen de EUR, en meer in het bijzonder de ESHCC en de ESPhil, voor nieuwe kansen en uitdagingen en daarbij zullen ook nieuwe antwoorden moeten worden geformuleerd. Dat vraagt ook om een nieuwe doordenking van onze facultaire structuren. De oprichting van een facultaire entiteit waarmee een versnipperd aanbod op het terrein van de humaniora wordt samengebracht, zou een zeer geloofwaardige en belangrijke stap tot realisatie van de in het strategisch plan geformuleerde ambities kunnen zijn. Met de combinatie van de ESHCC en de ESPhil heeft de EUR de inhoud in huis zich te presenteren als een universiteit die iets wezenlijks toevoegt aan het Nederlands palet van humaniora. Dat kan zeer wel zonder dat we alle klassieke ingrediënten van de humaniora, zoals talen en letteren, in huis hebben. We moeten beslist niet proberen een kloon van de faculteiten Geesteswetenschapen van Leiden, Utrecht of Nijmegen te worden. Daarvan hebben we er in Nederland al genoeg.
Het verzet van Fred Muller hiertegen lijkt voornamelijk ingegeven door angst voor verlies aan zichtbaarheid van de filosofie. Angst die mijns inziens volstrekt onterecht is. Twee jaar geleden heb ik inderdaad krachtig verdedigd dat de lancering van het double degree-programma, zijnde de kurk waarop de ESPhil nu drijft, op geen enkele manier gebaat zou zijn bij een fusie met welke faculteit dan ook. Maar ik heb daaraan in één adem toegevoegd dat de zelfstandigheid van welke faculteit dan ook nooit een doel op zichzelf kan zijn.
Schuw het isolement
Nu de ESPhil weer stevig gepositioneerd is, staat ze voor een principiële keus hoe om te gaan met de uitdaging die het nieuwe strategisch plan van de EUR biedt. Blijft de filosofie binnen de EUR het isolement koesteren of is ze er klaar voor een positie te kiezen waarmee ze meer naar het centrum van de Rotterdamse academische gemeenschap beweegt?
Fred Muller kiest met overtuiging voor het eerste. Hij is kennelijk beducht voor iedere vorm van horizontale collegiale verantwoording. Waar binnen andere bredere faculteiten in wetenschapscommissies, faculteitsraden en benoemingsadviescommissies een gezonde onderlinge bevraging tussen wetenschappers van verwante disciplines plaatsvindt, moet volgens Muller rondom de filosofen een hekje blijven staan, omdat alleen zij in staat zouden zijn te beoordelen wat goede filosofie inhoudt en wat filosofie in het totale palet van de EUR kan en wil betekenen. Ik zie dat als een vorm van isolationisme die uiteindelijk alsnog zou kunnen leiden tot de teloorgang van de filosofie in Rotterdam, omdat je hiermee het toekomstig lot van de filosofie exclusief legt in de handen van bestuurders, zonder een beschermende cirkel van een bredere facultaire constructie van onderling verwante disciplines.
Een zelfstandige faculteit kan nooit een doel op zich zijn. Evenmin als een universiteit dat kan zijn. De zelfstandigheid van ESPhil dient een ander doel, dat op voortreffelijke wijze uiteen is gezet door Frank van der Duijn Schouten in zijn AdviesRapport aan het CvB enkele jaren geleden:
“De hierboven beschreven positionering van de filosofie binnen de EUR maakt een zelfstandige positie als faculteit voor de hand liggend. Die facultaire positie is niet zozeer nodig om de eigenheid van de filosofie te waarborgen of te accentueren. Aan de EUR wordt filosofie immers bedreven en gedoceerd in nauw rapport met andere disciplines. Maar als het vakgebied filosofie wordt ondergebracht bij een andere faculteit, zal het Double Degree programma daarvan ernstig nadeel ondervinden, omdat in dat geval studenten van andere disciplines dit onderwijsaanbod eerder zullen percipiëren als een onderdeel van de discipline die door de penvoerende faculteit wordt behartigd. Daarmee loopt het Double Degree programma een wezenlijk risico zijn aantrekkelijkheid als iets ‘geheel anders’ te verliezen.”
Wanneer ik mij HIER vierkant achter stel, dan heet dat plotseling ‘isolationisme’ en `een hekje om filosofie zetten’,enz.
Tja. Ahum.
Waarom zou de bestuurlijke crisis bij ESHCC bezworen zijn door ESPhil erbij te kieperen? Daarover zwijgt Frank vd DS veelzeggend genoeg.
Ook over mijn suggestie tot reorganisatie van ESHCC over te gaan, zwijgt Frank vd DS.
Waarom het CvB denkt dat een faculteit geesteswetenschappen NOODZAKELIJK is voor de EUR, daarover tast ik nog steeds in het duister. Ook Frank vd DS slikt dit voor zoete koek; hij opereert vanuit de premisse dat dit MOET. Ik wees erop dat de EUR onderscheidend is in dezen, en dus niet alle andere universiteiten moet gaan nabootsen.
Frank vd DS mijmert over een nieuw soort van geesteswetenschappelijke faculteit, die zomaar zou ontstaan door ESHCC en ESPhil samen te kieperen. Dus niet een vernieuwing gedreven door een idee doch door louter pragmatische overwegingen. Daarbij vergeet Frank vd DS voor het gemak dat veel van wat in ESHCC gebeurt, meer sociaal-wetenschappelijk dan geestes-wetenschappelijk is. (Vandaar dat een deel van ESHCC geen onoverkomelijke bezwaren koesterde tegen opgaan in de faculteit sociale wetenschappen.)
Vanuit wervingsperspectief, lijkt het mij dat een student eerst een vak kiest, en vervolgens kiest waar dat te gaan studeren. Of een student dan terecht komt in een heuse faculteit geesteswetenschappen of niet, dat lijkt mij de student geen lor uit te maken. Doch dan krijgt ineens een kleine, overzichtelijke, sterke, zelfstandige faculteit voor een student die filosofie heeft gekozen, meerwaarde.
Nu is het een somber gegeven dat het aantal vol- en deeltijdstudenten filosofie te klein is om een faculteit in de lucht te houden (nergens is dit overigens het geval in Nederland). Vandaar dat het Dubbel-Diploma-Programma van levensbelang is voor ESPhil. De hekjes die dit in het verleden voorkwamen zijn allang gesloopt. Dit is erkend en onderschreven door alle andere faculteiten, die tevens de wervende werking hebben erkend van dit Programma. En waarom juist daarvoor ESPhil een zelfstandige faculteit dient te blijven, is voortreffelijk uiteengezet door Frank vd DS in het citaat waarmee ik deze dupliek begon.
Reageren niet meer mogelijk.