“Het begint wel weer te kriebelen”, zegt Joop Verkamman als hij tussen zijn werk in de Erasmus Gallery loopt. Zijn tekengerei borg hij op na zijn avontuur bij Quod Novum, alleen voor nieuwjaarskaarten aan vrienden en familie illustreert hij nog. “Maar toen ik hoorde over deze tentoonstelling dacht ik toch: misschien moet ik het maar weer eens gaan doen.”

Figee (82) en Verkamman (56) nemen een groot deel het werk voor hun rekening in de tentoonstelling Illustratum, een selectie van de spotprenten die in de jaren zeventig, tachtig en negentig in Quod Novum te zien waren. Opgeteld tekenden ze samen bijna dertig jaar voor de universiteitskrant. Hoe gaat het nu met ze? En hoe was het om alles en iedereen op de hak te nemen?

De sleutel is een goede relatie met de hoofdredacteur, zo blijkt. “Hein Meijers (hoofdredacteur van 1971 tot 1986, red.) was toch min of meer mijn scenarist”, vertelt Figee telefonisch vanuit de Achterhoek. De tentoonstelling is te ver voor hem, autorijden lukt niet meer. “Op vrijdag belde ik met hem om te bespreken wat er speelde, hij had vaak al een goed beeld in zijn hoofd.” In het weekend tekende Figee en op maandag leverde hij het werk persoonlijk af. Zo maakte hij honderden illustraties.

Verkamman had meer druk nodig. Hij belde steevast de avond voor de deadline. “Ik kon alleen werken met een harde deadline dichtbij. Dan werkte ik de nacht door. Vrijwel altijd liggend, in bed, dan tekende ik het best.”

Linkse narren

Studentenhuisvesting – Rob Figee
Ook in de jaren zeventig was er een tekort aan studentenwoningen. Beeld door: Rob Figee

“Geen enkel voorstel werd ooit afgeschoten. Het was een tamelijk vrije tijd, zo niet losgeslagen”, gniffelt Figee. “Ik herinner me nog een tekening waarin ik Prins Bernhard belachelijk maakte naar aanleiding van de Lockheed-affaire (Prins Bernhard werd beschuldigd van het aannemen van smeergeld van de vliegtuigfabrikant, red.). Ik vraag me af of dat nu nog zou kunnen.”

Verkamman: “Wij linkse illustratoren waren de narren in het rechtse bolwerk dat de Erasmus Universiteit toch was. Ik ben bijvoorbeeld trots op een spotprent waarmee ik de universiteit op de hak neem: een groot denker als naamgever, terwijl de focus hier vooral ligt op economie en management. Bovendien heeft die denker niet eens zoveel met Rotterdam te maken.”

“Grappen liggen nu veel gevoeliger”, verzucht Figee. “Een krant als The New York Times die stopt met cartoons, het is een teken van de tijd. Voor je het weet heb je een jurist op je dak.” Verkamman: “Spotprenten maken is gevaarlijk geworden, bewijst de aanslag op Charlie Hebdo. Ik heb uit solidariteit een abonnement.”

Zonderlingen

Een goede illustratie chargeert en neemt iets of iemand goed op de hak, vindt Figee. “Zodat er wellicht wat zelfkritiek of zelfspot ontstaat. Het liefst wilde ik niet al te veel weten over een onderwerp, anders ging je maar wikken en wegen. Het is belangrijk om een beetje afstand te hebben.”

Beide mannen zwaaiden af rond de tijd dat hun hoofdredacteuren ermee stopten. Figee, opgeleid als beeldend kunstenaar, werd tekenaar in de architectuur en bleef ondertussen schilderen. Ook voor Verkamman bleek de kost verdienen met illustreren lastig: “Het is een baan voor zonderlingen. Tegelijkertijd moet je jezelf kunnen verkopen en daar was ik niet goed in. Quod Novum was mijn eerste opdrachtgever, Erasmus Magazine de laatste.” Hij werkt nu in het stadsarchief Rotterdam, waar hij zijn vrouw ontmoette. “Dus heel jammer vind ik dat niet.”

Uil van Minerva

Rookverbod – Joop Verkamman
“Deze gaat over een rechtsgang van een belangenclub die vond dat de EUR zich niet aan het rookverbod hield.” Beeld door: Joop Verkamman

Figee slijt zijn pensioen in een klein dorp in de Achterhoek. “Een twintiger zal denken: jemig, er gebeurt hier niets. Maar ik vind het heerlijk. Na 23 jaar was ik de drukte van Rotterdam wel zat.” Door een hersenbloeding raakte hij blind aan een oog, ‘een ramp’ voor iemand met een visueel beroep. Hij blijft desondanks luchtig: “Er zat op een gegeven moment meer verf op mijn handen en de deurknop dan op het doek, dus stopte ik maar. Ik ben ook al wat ouder: vroeger wilde ik van alles bereiken, nu kijk ik mooi terug.”

Waaraan is hun werk te herkennen als je rondkijkt in de Erasmus Gallery? Figee: “Ik werkte in de stijl van de underground. Dat is een subcultuur uit de jaren zestig en zeventig die zich afzette tegen de maatschappij en autoriteiten bespotte.”

Verkamman: “In mijn rubriek verwerkte ik vrijwel altijd een uil. Het stond symbool voor wijsheid, denk ik. De uil van Minerva, nog voor een politicus ermee aan de haal ging. In mijn laatste illustratie heb ik hem laten doodschieten, bij wijze van symbool.”

Hink stap sprong – Rob Figee
Beeld door: Rob Figee
Poot uitdraaien – Joop Verkamman

Lees meer

Alles kon in de spotprenten van Quod Novum

Snikkels, tepels en maatschappijkritiek van de tentoonstelling van oude cartoons uit de…