Woensdag publiceerde De Volkskrant over een onderzoek van een internationaal collectief naar rooftijdschriften – of in het Engels predatory journals –, die zich voordoen als wetenschappelijk maar er geen degelijke peer-reviewprocedure op nahouden en tegen betaling eigenlijk alles publiceren wat hen wordt aangeboden.

Tot voor kort hield de Amerikaanse bibliothecaris Jeffrey Beall van de University of Colorado Denver de List of Beall bij, die wereldwijd gold als de belangrijkste ‘zwarte lijst’ voor rooftijdschriften. Op die lijst staan onder andere twee grote uitgevers, OMICS en Scientific Research. Bij die twee trof EM in totaal 39 artikelen met een EUR-wetenschapper als auteur aan. Daarvan waren er zeventien auteurs afkomstig van het Erasmus MC, zeven van het Institute of Social Studies (ISS) in Den Haag en zes van de Erasmus School of Economics.

'Dat kan niet goed zijn'

De meest voorkomende naam op de lijst is die van Meine Pieter van Dijk, emeritus hoogleraar bij het ISS. Hij schreef tot nu toe zo’n driehonderd artikelen, vijf daarvan bleken achteraf in predatory journals te staan. Samen met promovendi schreef hij in Modern Economy, de American Journal of Climate Change en Low Carbon Economy (alle drie van Scientific Research). Bij OMICS schreef hij in de Journal of Coastal Zone Management en de International Journal of Waste Resources. Maar op het moment van publiceren wist Van Dijk nog niet dat het ging om predatory journals, zegt hij.

meine-pieter-van-dijk
Meine Pieter van Dijk (ISS)

Wanneer kwam u erachter dat er iets mis was bij die bladen?

“Ik diende een artikel over China in bij Modern Economy, en de enige opmerking was dat ik een zin over Mao Zedong moest rectificeren. Toen dacht ik al: dat kan niet goed zijn, want dat stuk ging helemaal niet over Mao. Maar ik was al blij dat het geaccepteerd werd en heb het toen verder laten gaan. En bij de topbladen heb je vaak vier of vijf reviews, en die zijn wel drie of vier pagina’s lang. Bij deze bladen kreeg je er misschien twee, en die waren dan heel oppervlakkig. De discussie over predatory journals kwam pas later.”

Wat zijn de consequenties dat uw werk in zulke tijdschriften staat? Heeft dat een negatieve uitstraling op uw onderzoek?

“Niet altijd. Mijn artikel in Modern Economy, nu een duidelijk rooftijdschrift, staat gewoon in Google Scholar en is al twintig keer geciteerd. En bij mij gaat het maar om vijf van mijn driehonderd artikelen, dat is dan jammer maar geen groot probleem. Als je daarentegen maar één publicatie hebt kan het heel zuur zijn, dan is je hele oogst weg. Ik had een collega die in Indonesië solliciteerde naar een vaste aanstelling. Toen de decaan erachter kwam dat zijn enige artikel in een predatory journal stond, kon hij die baan vergeten.”

‘Ik heb te maken met PhD-studenten uit derdewereldlanden, en dat is gewoon niet allemaal top. We voetballen ook niet allemaal in de Champions League’

Meine Pieter van Dijk

Denkt u dat het vaak gebeurt, dat promovendi niet door hebben dat ze met een slecht blad te maken hebben?

“Er zijn wel 10.000 gedrukte bladen, Wie weet uit zijn hoofd hoe goed die zijn? Er zijn misschien een stuk of zestig goede in jouw vakgebied, waarvan er vijf echt gerenommeerd zijn. Die probeer je eerst, maar daarna moet je ‘naar beneden’. Ik ben daar vrij openhartig over hoor. Ik wil publiceren over mijn onderzoek en ik wil mijn promovendi graag helpen om hun onderzoek gepubliceerd te krijgen. Dus als het niet in de top lukt, dan proberen we het lager. Ik heb te maken met PhD-studenten uit derdewereldlanden, en dat is gewoon niet allemaal top. We voetballen ook niet allemaal in de Champions League.”

Het probleem van publiceren in bladen zonder goede peer-review lijkt me dat artikelen van gerenommeerde wetenschappers terecht komen naast alternatieve genezers en door ondernemers betaalde onderzoeken, zoals de Volkskrant beschrijft. Dat lijkt me ten koste gaan van de reputatie van die wetenschappers en wetenschap in het algemeen.

“Dat ben ik helemaal met u eens, maar u veronderstelt nu wel dat je als wetenschapper dan het hele nummer krijgt, en dat je die ook leest. Dat gaat natuurlijk niet zo. Je kijkt wel even, en dan denk je: dat ziet er wel aardig uit. Je leest niet alles. Daarom was die lijst van Beall ook zo handig.”

'We hebben wel feedback gekregen'

Dat de wereld van wetenschappelijke tijdschriften niet zo zwartwit in te delen valt in goede tijdschriften en rooftijdschriften, blijkt uit het verhaal van bijzonder hoogleraar Michaéla Schippers van de Rotterdam School of Management. Haar artikel, dat ze publiceerde samen met haar promovendus Andreas Alexiou, verscheen in 2012 in het tijdschrift Psychology van Scientific Research, dat ook op de lijst van Beall staat. Toch voldoet haar ervaring niet helemaal aan dat van een predatory journal.

michaela-schippers
Michaéla Schippers (RSM)

Waren jullie bij de indiening op de hoogte van de status van Psychology als rooftijdschrift?

“Nee. Het was volgens de informatie die ik toen had geen toptijdschrift, maar de artikelen leken mij op het eerste gezicht van redelijke kwaliteit. Het is een open access journal, wij hebben dan ook geen fee betaald. In 2012 was de term predatory journal nog niet bekend, maar uiteraard hebben we wel gekeken of het volgens ons aan de minimale kwaliteitseisen eisen voldeed. En dat deed het. Wij hebben vervolgens een conceptueel artikel ingediend – dus toetsend onderzoek, niet gebaseerd op data. Als een eerste publicatie leek me dit voor mijn promovendus een goede oefening.”

‘Ik denk dat dit eerder een journal is dat in de lagere regionen functioneert’

Michaéla Schippers

Hebben jullie er tijdens het indieningsproces iets van gemerkt?

“Het was geen uitgebreid reviewproces, zoals bij een toptijdschrift, maar we hebben wel feedback gekregen en verwerkt.”

Beschouw je het dan niet als een rooftijdschrift, aangezien ze ook geen kosten rekenen?

“Ik denk dat dit eerder een journal is dat in de lagere regionen functioneert. Volgens mij is er een groot grijs gebied tussen predatory journals en tijdschriften met een lage of geen impactfactor. De artikelen in dat soort journals zijn niet per se van lage kwaliteit, maar de bladen kennen ook niet het rigoureuze peer-reviewproces dat journals met een hoge impactfactor hebben. Wat overigens ook geen harde garantie is voor kwaliteit.”