Vorig jaar kreeg ik een e-mail van iemand die beweerde voor een stichting te werken, die iets tegen online datingfraude wilde doen. De mail begon zo:

“Aan dr. Payal Arora,

Laat ik mij allereerst even kort voorstellen. Ik ben X. Ik ben ook slachtoffer geworden van cybercriminaliteit, om precies te zijn van online datingfraude, afkomstig uit Nigeria. Ik neem contact met u op om aandacht te vragen voor cybercriminaliteit, in het bijzonder online datingfraude. Dit soort online uitbuiting richt zich voornamelijk op vrouwen en speelt in op hun emoties om ze vervolgens in de val te lokken. Bedriegers zijn erg goed in het uitbuiten van deze zwakke plek… Op dit moment bereid ik me voor op een rechtszaak die in Abuja, Nigeria, zal plaatsvinden.”

Wat wilde deze persoon van mij?

Ze wilde dat ik in het bestuur van haar stichting tegen cybercriminaliteit zou plaatsnemen om geld in te zamelen. Ze noemde de namen van enkele prominente wetenschappers en professionals die al in het bestuur zaten.

Hoewel deze e-mail me echt leek, viel me op dat de tekst van de e-mail grote overeenkomsten vertoonde met een artikel dat ik samen met een collega net een week eerder had gepubliceerd over online datingfraude. Voor de zekerheid heb ik contact opgenomen met een van de bestuursleden, waarna ik het volgende antwoord kreeg:

“…De persoon waarover jij het hebt, ken ik niet en tot op heden heeft niemand mij voor iets dergelijks benaderd. Als ik het allemaal zo hoor, denk ik dat het niet echt is, omdat dit een duidelijke leugen is.”

Ik moet toegeven dat ik deze mail niet direct heb verwijderd.

Terugkijkend was het een sterk staaltje van wat ik de “online oplichter in de wetenschappelijke wereld” noem. Het was een briljante zet om het taalgebruik van mijn artikel te gebruiken en de e-mail op basis daarvan te schrijven en te spreken over echt bestaande deskundigen die in het bestuur zouden zitten om zo de geloofwaardigheid te vergroten. Om maar te zwijgen over de ironie van het woord ‘fraude’ in de mail.

Ik begon hierna wel na te denken of ik ongewild medeplichtig was geweest aan meer van dit soort listen. Ik heb tijdens mijn dienstreizen zo veel vluchtige ontmoetingen dat ik inmiddels niet meer weet hoe vaak ik mensen op LinkedIn heb toegevoegd in de volledige veronderstelling dat ik ze ken.

Wetenschappers hebben in deze periode van vercommercialisering van onderzoek steeds minder tijd en daardoor komen de kennissystemen die we mogelijk maken in gevaar, omdat we onze activiteiten steeds meer moeten uitsmeren.

Predatory conferences now outnumber official scholarly events” luidde de kop in de Times Higher Education van vorig jaar. Deze evenementen drijven op de wanhoop van wetenschappers om presentaties op internationale conferenties te geven om hogerop te komen.

We zien ook steeds meer frauduleuze peer reviews. Redacteuren vragen auteurs steeds vaker om recensenten aan te bevelen. Hierdoor kunnen nep-recensenten het systeem misbruiken door alleen maar positieve recensies af te leveren.

Springer Nature moest vorig jaar 107 artikelen uit een van zijn tijdschriften terugtrekken vanwege valse peer reviews.

Het initiatief van vrije toegang is weliswaar een waardevol alternatief voor publicatiemodellen die meer weghebben van uitbuiting, maar het heeft de deur ook opengezet voor malafide tijdschriften. Deze roofdieren jagen op de grote groep wetenschappers die niet alleen onder enorme druk staan om te publiceren of weg te kwijnen, maar daarnaast ook gebukt gaan onder een enorme administratieve werklast.

Afgaande op mijn onderzoek over online datingfraude, zegt deze trend niet zo zeer iets over de intelligentie van de slachtoffers, maar wijst het des te meer op de zwakke plekken die uitvergroot worden door het huidige kennissysteem, dat zo wankel balanceert op de al zwaarbelaste schouders van de wetenschapper.

Payal Arora is Associate Professor aan de Erasmus School of History, Culture and Communication