Socioloog Vatan Hüzeir onderzocht met zijn denktank Changerism de banden tussen de Rotterdam School of Management (RSM) en de fossiele industrie. “Er wordt vaak geroepen dat instituties bijdragen aan klimaatverandering”, zegt hij. “We wilden weten of dat ook geldt voor de Erasmus Universiteit.” Dat mondde uit in het rapport A Pipeline of Ideas – How the Rotterdam School of Management facilitates climate change by collaborating with the fossil fuel industry.
“Heb je de algemene aandeelhoudersvergadering van Shell gevolgd vorige week?”, vraagt Hüzeir, wijzend op de resolutie om uitstoot te verminderen in lijn met het klimaatakkoord van Parijs. De resolutie werd massaal weggestemd. “Er is geen enkele noemenswaardige beweging richting renewable energy. In het meest progressieve energiescenario van Shell zegt het bedrijf dat het belangrijk is om toe te werken naar net zero emissions. Maar in de kleine lettertjes lees je dat ze de komende twintig jaar geen investeringen plannen die in lijn zijn met dat scenario.”
Door samen te werken met bedrijven die niets doen aan klimaatverandering, of er zelfs in grote mate verantwoordelijk voor zijn, ondersteun je het bedrijfsmodel van die bedrijven, vindt Hüzeir. “Met het rapport willen we positieve verandering teweegbrengen. Uit liefde voor de universiteit moeten dit soort dingen – helaas – aan de kaak gesteld worden.”
‘Ik wil niet dat het instituut waar ik van houd bijdraagt aan gevaarlijke klimaatverandering’
Waarom wilde je dit onderzoek doen?
“Het onderzoek vloeit voort uit twee dingen. Een zorg omtrent klimaatverandering: het klimaat verandert heel snel en gevaarlijk, daar moeten we met zijn allen onze schouders onder zetten. En liefde voor de Erasmus Universiteit: ik heb hier gestudeerd, heb hier mijn onderzoeksvaardigheden opgedaan en werk hier. Die twee dingen maken dat ik niet wil dat het instituut waar ik van houd bijdraagt aan een gevaarlijke vorm van klimaatverandering. Dus wilde ik onderzoeken of de universiteit daar een rol in speelt.”
RSM-decaan Steef van de Velde is niet te spreken over dat onderzoek. Hij vindt het vooringenomen en verwijt jullie een ideologische insteek.
“Oproepen tot progressieve veranderingen worden helaas vaak op deze manier ontvangen. Het verwijt is verder niet onderbouwd en daar ben ik niet zo gecharmeerd van. Het rapport beschrijft welke banden er zijn tussen de faculteit en de fossiele industrie, hoe die bijdragen aan de businessmodellen van die bedrijven en hoe het komt dat die relaties er zijn. Van de Velde zegt ook: ‘We wisten dat de insteek zodanig zou zijn dat de conclusies voor ons slecht zouden vallen.’ Of onderzoeksresultaten goed of slecht uitpakken doet er natuurlijk niet toe. Alles wat we in het rapport beweren stoelt op wetenschappelijke bronnen, interne documenten of interviews met RSM-medewerkers. Ik begrijp niet wat daar ideologisch vooringenomen aan is.”
Je hebt natuurlijk wel wat activisme in je. In 2014 begon je de campagne EUR Fossil Free met een open brief in EM, waar dit onderzoeksrapport uit voortvloeit.
“Ja. Dat klopt. Ik heb een klimaatactivistische achtergrond, dat benoem ik ook in het rapport. Maar het is wel heel makkelijk om op grond daarvan het hele rapport te diskwalificeren. Wij zeggen dat klimaatverandering gevaarlijk is. Ik denk niet dat de RSM me daar ongelijk in geeft. Wij zeggen dat we iets aan klimaatverandering moeten doen. Dat vindt de RSM ook, door de Sustainable Development Goals te onderschrijven, met Sustainable RSM.
“In de EUR Fossil Free-campagne riepen we de universiteit op tot een kritische evaluatie van de banden met de fossiele industrie. Het College van Bestuur vond zo’n evaluatie een goed idee en ondersteunde ons met een kleine subsidie, waarmee we dit onderzoek konden uitvoeren.”
‘Door samenwerking te beëindigen geef je een signaal af: Shell doet niet genoeg om klimaatverandering tegen te gaan en daar zijn wij het niet mee eens’
Je stelling dat samenwerking tussen de RSM en de fossiele industrie nadelige gevolgen heeft stond al vast, vindt de decaan. “Het was geen conclusie, maar het uitgangspunt”, zei hij vorige week tegen EM.
“Dat is echt onzin. We hebben een jaar lang onderzoek gedaan naar wat voor banden er zijn en wat de inhoud is van die banden. Alle relaties die we hebben onderzocht dragen bij aan de bedrijfsmodellen van de fossiele industrie. Dat is helemaal niet zo’n baanbrekend resultaat. Een voorwaarde vanuit bedrijven om samen te werken is dat ze er zelf iets aan hebben. Dat is wat een bedrijf doet: winst maken. En als dat kan door daarvoor een universiteit te gebruiken, doen ze dat.”
Volgens de decaan hebben jullie de voorbeelden van duurzame initiatieven, onderzoek naar renewable energy of publicaties die kritische zijn op de fossiele industrie bewust genegeerd.
“Sommige dingen vielen simpelweg buiten de scope van ons onderzoek. Begrijp me niet verkeerd – we ontkennen niet dat er voorbeelden zijn van duurzame initiatieven. We stelden zelf al voor dat de universiteit een vergelijkbaar onderzoek uitvoert naar relaties met bedrijven in de hernieuwbare energie. Daar was maar weinig interesse in. Dit onderzoek ging over de banden met de fossiele industrie en het effect daarvan.
“Het concrete effect van het hoofdkantorenonderzoek is bijvoorbeeld dat 500 miljoen euro aan belastinggeld ten goede zou komen aan multinationals. Op de legitimering van die belastingmaatregel staat de naam van een publiek gefinancierde instelling, terwijl het rapport betaald is door Shell. Het gassector-onderzoek dat we in het rapport noemen moest bijdragen aan een ‘license to operate’ voor gasbedrijven, het moest leiden tot een beter maatschappelijk draagvlak voor een fossiele brandstof. Volgens mij is de enige juiste conclusie dat de RSM daarmee bijdraagt aan de bestendiging van de fossiele industrie.”
Een van jullie aanbevelingen is om samenwerking met de fossiele industrie helemaal te stoppen. Wat zou het doorsnijden van de banden met bedrijven als Shell oplossen?
“Als instituut heb je ook een sociaal-culturele of maatschappelijke rol. De universiteit is een intellectueel lichtbaken in de samenleving en leidt de voorhoede van de maatschappij op – de mensen die uiteindelijk de beslissingen gaan maken. Door samenwerking met de fossiele industrie te beëindigen geef je een signaal af. Niet alleen aan die bedrijven, maar ook aan alle studenten laat je merken: Shell doet niet genoeg om klimaatverandering tegen te gaan en daar zijn wij het niet mee eens.”

Decaan Steef van de Velde zegt: “Juist door samen te werken kunnen we ervoor zorgen dat die bedrijven hun footprint minimaliseren en zorgen dat de energietransitie sneller gaat.”
“Wij hebben geen enkel voorbeeld kunnen vinden dat die stelling ondersteunt. In onze interviews met RSM-medewerkers wist niemand te vertellen hoe interacties met fossiele-energie-bedrijven hebben geleid tot handelingen die bijdroegen aan een meer klimaatvriendelijk businessmodel. Een van hen zei: ‘Aan sustainability wordt vooral een lippendienst bewezen’. Welke concrete effecten hebben die interacties nu gehad? Ik begrijp de universiteit wel: ‘We moeten blijven praten, blijven interacteren, in de hoop dat dat leidt tot de gedroomde verandering.’ Maar als blijkt dat die verandering niet komt moet je een exit-strategie inbouwen.”
‘De tijd dat je kon hopen op verbetering, dat de RSM kon hopen dat haar interacties met de fossiele industrie zouden leiden tot verandering, is wel voorbij’
Denk je niet dat samenwerking op langere termijn effectiever is?
“Tegen de tijd dat aankomende eerstejaars afstuderen is er zoveel CO2 uitgestoten dat de kans op gevaarlijke klimaatverandering enorm groot is geworden. Dus de tijd dat je kon hopen op verbetering, dat de RSM kon hopen dat haar interacties met de fossiele industrie zouden leiden tot verandering, is wel voorbij. Na een halve eeuw samenwerking met fossiele-energie-bedrijven is het tijd om iets anders te proberen: de maatschappelijke rol mobiliseren om die verandering te bewerkstelligen.”
Wat nu als studenten graag willen werken voor olie- en gasbedrijven?
“Misschien vinden ze Shell inderdaad een leuk bedrijf. Maar tegelijkertijd verwachten die studenten een ethisch filter van hun onderwijsinstelling. De RSM reduceert samenwerking met bedrijven tot een vraag-aanbodkwestie: studenten willen het, dus doen we het.”
Waarom is dat problematisch?
“Het is een hele deterministische kijk op interacties in de maatschappij: dat je als instituut niets te zeggen hebt over de morele implicaties van een interactie. Maar er gaan wel degelijk morele effecten vanuit. Neem Starbucks op de campus. Dat bedrijf draagt heel weinig belasting af. Blijkbaar is dat geen probleem voor samenwerking, waardoor de universiteit in feite goedkeurt dat Starbucks weinig belasting afdraagt. En bovendien: wat nu als studenten massaal voor een clusterbommenfabrikant willen werken? Gaan we daar dan ook mee in zee?”
‘De belangrijkste vraag die een universiteit hoort te stellen wordt vergeten’
Nee, want de RSM werkt niet samen met de wapen- of de porno-industrie, zegt Van de Velde. Dus dat ethische filter is er wel.
“Maar codificeer dat dan. En wees er transparant over. Een van onze belangrijkste aanbevelingen is om criteria op te stellen aan de hand waarvan je kunt beoordelen of je met een bedrijf in zee gaat. Nu zijn die er niet en dat levert veel onduidelijkheid op. Daardoor wordt de belangrijkste vraag die een universiteit hoort te stellen vergeten: de waarom-vraag. Die moet ook van toepassing zijn op je eigen beleid. Waarom doen we de dingen zoals we ze doen?”
Bedrijven zijn het onderzoeksveld en potentiële werkgevers van een bedrijfskundefaculteit. Dan is het toch logisch dat ze nauw samenwerken met allerlei bedrijven?
“Samenwerken met bedrijven is op zich niet verkeerd. Je moet je alleen wel realiseren dat een bedrijf daar ook voordelen uit haalt en kritisch nadenken over wat de effecten van je samenwerking betekenen voor de maatschappij. Daarnaast is samenwerken iets anders dan een contract tekenen waarmee je een externe partij formeel invloed op het curriculum geeft.”
Waar ligt de grens voor samenwerking volgens jou?
“Ik heb daar ook geen pasklaar antwoord op. Je kunt ervoor kiezen om helemaal niet samen te werken, of zo intensief als we bij de RSM zien. Volgens mij zijn dat de twee uitersten. Ergens daartussenin ligt de grens. Een fundamenteel debat daarover is hard nodig. Niet alleen op de RSM, maar in heel Nederland.”
EM zoekt een motto en jij mag ’t bedenken!
Ieder zichzelf respecterende organisatie vindt zichzelf elke paar jaar weer opnieuw uit.…