Bijna 70 procent van alle studenten haalt binnen vier jaar het bachelordiploma. Dat is veel meer dan voorheen. Vijf jaar eerder lukte dat slechts 56 procent van hen. Dat blijkt uit cijfers van de VSNU.

Volgens de universiteitenvereniging komen studenten steeds vaker op de goede plek terecht door de verplichte vroege aanmelding en uitgebreide studiekeuzeactiviteiten. Ook zouden de universiteiten effectieve maatregelen hebben genomen om het studietempo te verhogen.

De belangrijkste verklaring voor het hogere rendement is dat studenten sinds 2012 eerst hun bachelordiploma op zak moeten hebben voordat ze aan hun masteropleiding mogen beginnen. Ze kunnen hun bachelorscriptie of hun laatste tentamen niet langer voor zich uitschuiven terwijl ze alvast een paar vakken van de master volgen.

Overstappers en uitvallers

De VSNU rekent alleen studenten mee die in het wetenschappelijk onderwijs blijven na hun eerste studiejaar, desnoods aan een andere universiteit of in een andere opleiding. Daar zitten dus studenten tussen die met een paar maanden vertraging de studie van hun eerste keuze afronden, maar ook overstappers die bijvoorbeeld na een jaartje rechten keurig in drie jaar tijd hun bachelor psychologie behalen.

Lang niet alle eerstejaars blijven aan de universiteit. Door de jaren heen zegt 2 à 3 procent het Nederlandse hoger onderwijs vaarwel. Een iets groter deel van de studenten stapt over naar het hbo, al gebeurt dat minder vaak dan voorheen. Van de lichting 2011/2012 vertrok 7 procent naar het hbo, tegen slechts 4 procent van de lichting 2014/2015.

Doelstellingen

De universiteiten hebben ieder afzonderlijk prestatieafspraken gemaakt met het ministerie van Onderwijs over onder meer het studietempo en de uitval van studenten in het eerste jaar. In het najaar moet blijken wie er aan de doelstellingen hebben voldaan.