Ruim een half jaar is Jantine Schuit nu rector magnificus van de Erasmus Universiteit. Het is een turbulente periode: in de VS wordt de vrije wetenschap aangevallen, de druk op universiteiten om de banden met Israëlische instituties te verbreken nam toe via protesten op de campussen, er spelen flinke bezuinigingen en andere vormen van politieke bemoeienis. Allemaal redenen voor de rectoren van de Nederlandse universiteiten om aan de bel te trekken: de academische vrijheid staat ook hier onder druk.
Dat deden ze vorige maand met een open brief in Trouw: “De vrijheid om te denken en te spreken wordt bedreigd, van buiten én van binnen.” Vlak daarvoor waarschuwde ook de KNAW al dat financiering en sturing van onderzoek en onderwijs, intimidatie van wetenschappers, samenwerking met derden en spanningen binnen de academische gemeenschap de academische vrijheid onder druk zetten.
U bent betrokken bij Wetenschap Veilig, een landelijk meldpunt waar wetenschappers die met intimidatie of bedreiging te maken hebben terechtkunnen. Maakt u zich zorgen?
“Ja. Haat, intimidatie en bedreiging van buitenaf is echt toegenomen, vooral online.
Wetenschappers die zich bezighouden met gevoeligere thema’s, bijvoorbeeld onderzoek naar pornografie, worden af en toe gebombardeerd met online laster. Dat is niet normaal. Ik vind het heel ernstig, want dat kan voor onderzoekers pijnlijk of intimiderend zijn.
“Het is belangrijk dat je kritische vragen durft blijven stellen en jezelf niet gaat censureren. Dat is wel het risico momenteel. Intimidatie kan voor wetenschappers een reden zijn om te stoppen. Dat heb ik in Rotterdam nog niet meegemaakt, maar dat zien we wel gebeuren, in Nederland, in Europa.”
De KNAW waarschuwde ook voor politieke bemoeienis in Nederland, bijvoorbeeld via de Wet internationalisering in balans. Ziet u bemoeienis met de voertaal in het onderwijs eigenlijk als inperking van de academische vrijheid?
“Ik vind eerlijk gezegd van wel. Wij vinden de international classroom belangrijk voor de kwaliteit van het onderwijs, omdat je studenten met verschillende achtergronden bij elkaar brengt en ruimte geeft aan verschillende perspectieven. Voor studenten is dat ook een verrijking. De discussie is niet nieuw en ik snap dat je goed moet uitleggen waarom je voor het Engels kiest. Misschien is het geen regelrechte inperking van de academische vrijheid, maar als wij niet zelf de keuze kunnen maken, is dat een inperking van onze institutionele autonomie.”
Een universiteit is ook een publiek bekostigde instelling. Waar ligt de grens tussen publieke verantwoording en politieke inmenging?
“We zien die grens niet alleen verschuiven bij de voertaal in het onderwijs, maar ook bij de financiering. Als het ministerie zegt: je krijgt zoveel geld, maar je moet het daar- en daaraan besteden, geef je niet de vrijheid aan de academie om zelf te bepalen wat goed is. Uiteindelijk komt vrij en ongebonden onderzoek dan in het gedrang. Dat blijkt ook uit het KNAW-rapport.”
Ik lees in de brief in Trouw ook dat de rectoren de protesten op campussen een bedreiging voor de academische vrijheid vinden. Hoe dan precies?
“Ik snap dat je het zo zou kunnen lezen, maar wat we bedoelden is dat protesten te vaak ontaarden in bezettingen, intimidatie en vandalisme. Daarmee beperk je de vrijheid van anderen, die voelen zich niet vrij om het gesprek aan te gaan.”
Drie Wageningse wetenschappers schreven in reactie op de brief: de rectoren zouden de protesten over Gaza ook kunnen omarmen, zeker nu die in de VS gecriminaliseerd worden. U zou ook kunnen zeggen: we willen een maatschappelijk geëngageerde universiteit zijn, dus het is goed dat studenten ons wijzen op de verantwoordelijkheden die daarbij horen.
“Demonstreren is goed, het is belangrijk dat je je stem laat horen. Ik heb zelf ook gedemonstreerd tegen kernenergie en tegen bezuinigingen op onderwijs en wetenschap. Dat studenten ons wijzen op onze verantwoordelijkheid past ook bij de missie van de universiteit: we willen kritische wereldburgers opleiden die hun mening laten horen. Ik ben blij dat ze die laten horen.
“Het moet wel respectvol blijven. In Rotterdam ging het gelukkig vaak goed, maar ik heb hier ook dingen gezien die we echt afkeuren. Een vlag met Death to Israel bijvoorbeeld. Ondanks dat de campusbeveiliging direct ingreep, heeft deze leus online op social media gestaan. Veel Joodse studenten en medewerkers, en anderen, hebben dat echt intimiderend gevonden. En dat is misschien niet de intentie van alle demonstranten geweest, het heeft wel die impact.”
Het lijkt me geen makkelijk onderwerp voor een bestuurder.
“Het is soms lastig. Je hoort vooral de extremen: de demonstranten, of de schrijnende of angstige verhalen. Je probeert daar zorgvuldig mee om te gaan, en mensen te steunen of door te verwijzen naar hulp waar nodig, bijvoorbeeld via Safe@EUR (waar studenten en medewerkers terechtkunnen met meldingen of vragen over ongewenst gedrag, red.). Tegelijk is er ook een hele grote groep die zich niet uitspreekt over dit onderwerp. Die is er af en toe ook een beetje klaar mee en ook dat moeten we managen.”
Wat kunt u doen om de academische vrijheid te verdedigen?
“De brief is een startpunt, een uitnodiging om de dialoog te voeren over het belang van academische vrijheid. En we moeten kijken wat we beter kunnen doen als universiteit, hoe we onze wetenschappers beter kunnen beschermen tegen haat en intimidatie.
“Wetenschap, vrije pers en onafhankelijke rechtspraak zijn de basis voor de democratie. Het gaat me echt aan het hart dat die onder druk staan. Academische vrijheid is niet alleen een zaak van de universiteit, maar van de hele samenleving. Het is aan ons om dat gesprek te voeren op de universiteit, en om duidelijk te maken wat de gewone Nederlander of Rotterdammer heeft aan academische vrijheid.”
U wilde in uw eerste maanden honderd gesprekken met honderd mensen voeren. Hoe is dat gegaan?
“Ik vind het belangrijk om eerst goed te luisteren voor je beleid vormt. Dus ik heb groepjes studenten en medewerkers uitgenodigd en een aantal vragen gesteld: Wat moeten we blijven doen? Waar moeten we mee beginnen? Waar moeten we mee stoppen? Wat me opviel is hoe trots mensen zijn om bij de Erasmus Universiteit te werken. Ook studenten zijn echt betrokken bij onze missie om positieve maatschappelijke impact te maken.”
Heeft u zelf een antwoord op die drie vragen: wat moeten we blijven doen, waar moeten we mee beginnen, en waar moeten we mee stoppen?
“Mijn gesprekken waren zo divers en gedetailleerd dat ik daar niet één antwoord op kan geven. Ergens mee stoppen vinden mensen moeilijk, omdat ze zich verantwoordelijk voelen voor alles wat ze doen. En als je iets wil veranderen in het kader van de nieuwe strategie zijn mensen bang dat daar nog extra werk bovenop komt.”
Hoe voorkomt u dat mensen vooral extra werk krijgen?
“Impactvol en excellent onderzoek sluiten elkaar niet uit. Het is misschien moeilijk om als individu allebei te doen, hoewel ik denk dat impact-gedreven onderzoek excellent kan zijn en andersom, maar je kunt wel teams samenstellen waarin mensen verschillende dingen doen en verschillende talenten hebben. We willen in de toekomst daarom nog meer inzetten op erkennen en waarderen (een programma dat moet zorgen voor alternatieve loopbaanpaden, zodat wetenschappers die bijvoorbeeld goed zijn in onderwijs of patiëntenzorg daar ook op beoordeeld worden, red.), zodat we kunnen kijken naar waar talenten van mensen liggen en meer variatie creëren in het traject dat ze doorlopen binnen de universiteit.”
Kunt u een tipje van de sluier oplichten wat betreft de nieuwe strategie van de universiteit?
“De missie blijft om positieve maatschappelijke impact te creëren. Een volgende stap is om dat meer te borgen binnen de bestaande organisatie. Er zijn de afgelopen jaren veel initiatieven ontstaan, via de Erasmus Initiatives en de Convergentie met Delft en het Erasmus MC. Veel van die initiatieven zijn begonnen met tijdelijke financiering, die willen we meer met elkaar verbinden en borgen, zodat ze ook zonder tijdelijke financiering een goede business case hebben.
“We willen dat ook een stap verder brengen, door te bouwen aan open-innovatie-netwerken. Het idee is dat je een soort ecosysteem creëert waarin wetenschappers, studenten, bedrijven en maatschappelijke partners samenwerken aan een onderzoeks- of onderwijsagenda met vragen uit de samenleving. Het is voor studenten ook nuttig om te werken aan een opdracht van een maatschappelijke partner. Ik zou het heel mooi vinden als we dat ook meer samen met het mbo en het hbo doen.”
Wat is daarvoor nodig?
“We moeten zorgen dat er niet te veel barrières zijn om mensen van buiten naar binnen te krijgen of om dingen samen te doen. Je moet daarbij vooraf goed nadenken over de financiering of intellectueel eigendom, en hoe je een loket inricht waar iemand terecht kan. Als een maatschappelijke partner denkt: ik wil bij de EUR iets weten over health & tech, waar kan ik dan terecht? Dat is er nu nog niet. Het gebeurt nu nog te veel dat mensen het wiel opnieuw moeten uitvinden.”
Hoe verhoudt dat zich tot academische vrijheid? In hoeverre kun je autonomie of vrijheid beschermen als je de buitenwereld meer gaat laten bepalen wat je doet?
“Het is belangrijk dat je rol duidelijk blijft. In zo’n netwerk denk je bijvoorbeeld samen na over de energietransitie. Dat mag best vraaggestuurd zijn, als bijvoorbeeld uit de haven de vraag komt: help ons, hoe zetten wij een volgende stap in de energietransitie? Maar de manier waarop we dat onderzoek doen is echt aan ons. Wij gaan over welke data en methoden we gebruiken en in principe vind ik dat alle kennis die wij ontwikkelen publiek toegankelijk moet zijn. Dat moet vooraf duidelijk zijn. Als je met meerdere partijen in zo’n netwerk zit maak ik me daar minder zorgen om dan bij een een-op-eenrelatie met een private partij.
“Je gaat uiteindelijk zelf over welke vragen je wel of niet onderzoekt. Als er vragen komen die je onethisch vindt, ga je die niet onderzoeken. Het wordt niet u vraagt, wij draaien.
“En ik wil niet de indruk wekken dat dit het enige is wat er voor mij toe doet. Binnen de missie van engagement en impact is dit de volgende fase. Maar ik vind het ook belangrijk dat we als universiteit ongebonden onderzoek en academische vrijheid stimuleren.”
Jaren geleden werd al aan de bel getrokken en zeiden we al dat de academische vrijheid onder druk stond. Het doet me juist aan het hart dat naar die geluiden niet werd geluisterd. Waarom werd er niet naar geluisterd? Uitspraken als “Het gaat me echt aan het hart dat die onder druk staan” zijn echt walgelijk om te lezen. Verlaag de werkdruk en doe hier iets aan aub