We praten vaak over de uitdagingen waar internationale studenten mee te maken hebben, en terecht. Maar we spreken zelden over internationale medewerkers die ervoor gekozen hebben om hier hun carrière op te bouwen. Misschien komt dat omdat, tot nu toe, de voordelen de nadelen overschaduwden en het een beetje verwend voelde om te klagen. Maar nadat ik een paar gesprekken had waarin subtiel werd gesuggereerd dat wij, als internationals, mogelijk plekken of geld innemen die rechtmatig toebehoren aan de Nederlanders, wil ik toch even verwend doen.

Vooropgesteld: ik weet dat er niet veel landen zijn waar iemand een decennium kan werken zonder de taal te spreken. Ik weet ook dat mijn inkomen voor een fatsoenlijke levensstijl zorgt, en dat de universiteit me op manieren steunt die ik ergens anders misschien niet zou vinden. Deze voorwaarden voelen nog steeds surrealistisch, terwijl ze voor Nederlandse academici misschien standaard lijken. Inderdaad, Nederlanders hebben zichzelf (en hun instellingen) altijd aan een hogere standaard gehouden, wat bewonderenswaardig is.

Maar de laatste tijd is er iets veranderd. Net als bij de publieke retoriek rond internationale studenten, waar discussies over huisvesting en overbevolking vreemdelingenhaat hebben aangewakkerd, is er nu een vergelijkbare onderstroom verbonden met de bezuinigingen. Onvermijdelijk betekenen minder middelen minder kansen. En als plekken schaars worden, worden internationals dan een makkelijk doelwit, een snel te schrappen kostenpost?

We hebben dit eerder gezien, bijvoorbeeld in het VK. Het verhaal van buitenstaanders die banen innemen, systemen uitputten, niet erbij horen. De optimist in mij wil geloven dat dit soort sentiment hier geen wortel zal schieten. Maar ik ben ook bang dat het dat al heeft gedaan. En gezien het huidige politieke klimaat voelt die angst niet ongegrond.

Het is gewoon oneerlijk om internationals in goede tijden uit te nodigen aan tafel, om ze vervolgens in moeilijke tijden ter discussie te stellen of opzij te schuiven. We zijn uitgenodigd om bij te dragen en toch voelen we ons nu tot last. En voor de duidelijkheid: we hebben iets aan die tafel gebracht. We hebben vakken opgezet, studenten begeleid, subsidies aangevraagd en gekregen, gepubliceerd namens Nederlandse instellingen en geholpen om hun internationale reputatie te laten groeien. Dat is waarschijnlijk de enige troost terwijl we Nederlands eten eten, door de Nederlandse regen fietsen, onze Tikkies op tijd betalen en hopen dat paracetamol alles geneest.

Dus als bepaalde politici ons proberen af te schilderen als opportunisten, dan is dat niet alleen onjuist, het doet pijn. Het negeert ook de menselijke kant: we hebben iets opgegeven om hier te zijn. Een deel van onszelf, de levens en mensen die we achterlieten, de plaatsen die ooit als thuis aanvoelden.

Ik denk dat veel internationals moe zijn van deze situationship met de landen waaraan we zoveel hebben gegeven. Dus of het nu een tijd van bezuinigingen of overvloed is, Nederland moet beslissen: doen we dit altijd samen of alleen als het gemakkelijk is? Want als het dat laatste is, dan kunnen we inderdaad over opportunisme spreken, maar dat komt niet van onze kant.

Irena Bošković is universitair docent Forensische en juridische psychologie.

Lees meer

Als wijsheid twijfelen is, zijn academici dan misschien te wijs?

Er is een minder glamoureuze kant aan de intellectuele reis van de academicus, schrijft…

Nog geen reactie — begin de discussie!