Ingmar Franken is hoogleraar Klinische psychologie aan de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences en hoofd van het Centre for Substance Use and Addiction Research. Zijn onderzoek richt zich op de neurocognitieve aspecten van verslaving en middelengebruik.
De verwondering
“Het was droevig: toen ik werkte als psycholoog in de verslavingszorg gooiden mijn patiënten relaties, banen, en gezondheid weg voor een dom middel. ‘Waarom blijven verslaafden, ondanks een goede behandeling, steeds terugvallen?’, vroeg ik me af. Ik was jong en onbezonnen en ik dacht: nu ga ik dingen uitzoeken waar mensen beter van worden.
“Nieuwe hersenscantechnieken, zoals fMRI en EEG, maakten het mogelijk om naar de hersenen te kijken. Dat vond ik leuk. En hoewel het treurig was, fascineerde me het ook. Ik maakte mee dat ouders hun ouderlijk gezag werden ontzegd omdat ze zwaar verslaafd waren. Wat zorgt ervoor dat mensen het contact met hun eigen kinderen op het spel zetten? De trek naar dat middel is zo sterk. Dat moet wel iets in de hersenen zijn, dacht ik.”
Het onderzoek
“We lieten verslaafden plaatjes zien van het middel waar ze aan verslaafd waren, bijvoorbeeld foto’s van een lijntje coke, terwijl ze aan een scanner gekoppeld waren. Wat bleek? De hersengebieden die ook voor aandacht zorgen, werden heel erg actief. Die hersengebieden geven meteen dopamine af wanneer verslaafden aan verslavende prikkels werden blootgesteld, waardoor ze heel erg gefocust werden.
“We hebben ook geprobeerd de drugs te verstoppen. We lieten bijvoorbeeld een aantal lijnen op het beeldscherm zien, met een foto van het middel op de achtergrond. Deelnemers moesten het aantal lijnen zo snel mogelijk tellen. We wilden dat ze de aandacht op de lijnen hielden, maar dat lukte de druggebruikers dus niet goed.”
Het eurekamoment
“Die scans bevestigden de hypothese: verslaving wordt niet alleen aangedreven door de chemische beloningen van het middel zelf, maar ook door hoe het brein aandacht geeft aan de prikkels die het middel signaleren. De dopamineproductie die daardoor wordt geactiveerd, fungeert als een magneet. Die richt de aandacht en het gedrag van de verslaafde automatisch op wat de verslaving voedt.
“Het grote feestmoment was niet in het lab, maar achter de computer. De tests zijn natuurlijk op een grote groep verslaafden en een controlegroep. Dus toen de statistische resultaten terugkwamen bleek het verschil groot. Dat was een mooi moment. Ik dacht toen: ja, dit is volgens mij hoe het zit.”
De impact
“Dat paper is een keer of duizend geciteerd. Dus het is invloedrijk geweest in het veld. En dat is het nog steeds. Maar ik zou een hele luie wetenschapper zijn als ik zou denken van dat de kous daarmee af is.
“Als wetenschapper moet je overal aan twijfelen, ook aan je eigen modellen. Sinds de publicatie hebben ik en anderen het model verfijnd, en sommige dingen bleken niet reproduceerbaar.
“Het is niet zo dat we verslaving hierdoor volledig begrijpen. Zo’n mechanisme als dat ik heb gevonden verklaart op zijn hoogst 10 procent van verslaving.
“Het heeft wel invloed op de kliniek gehad. Het trainen van die aandachtsprocessen helpt een klein beetje om clean te blijven. Ook dat moet je niet overschatten. 10 procent succes zou dan al een overschatting zijn, ik denk eerder 5 procent. Maar op de wereld zijn er miljoenen verslaafden en als je 5 procent kan helpen dan zijn er toch heel veel mensen mee geholpen.”