Ik herkende hem voor het eerst toen ik bij het raam zat. Dat was net nadat ik in mijn nieuwe kamer was komen wonen. Ik bestudeerde een filosofische tekst over technologie en keek in gedachten verzonken naar buiten, toen ik opschrok door de blik van de teddybeer. We maakten oogcontact en hij stelde zich voor. Sindsdien zit ik altijd bij het raam. Zodat hij kan zien dat het goed met me gaat.
Ondertussen maak ik zijn poppenhuis meer het mijne. Er is een luie stoel met een groene deken en een oranje kussen. Er zijn flesjes parfum die naar oma’s ruiken. Sinds gisteren ook een setje van porselein: een vaasje, een spiegel en een borstelhoudertje, allemaal met roze bloemetjes. Het is moeilijk om van een ruimte een huis te maken. Ik voel me nog steeds leeg in een volle kamer. Toch vind ik het fijn dat de teddybeer kan zien dat ik goed voor zijn huis zorg.
Nu het donkerder wordt, blijf ik binnen. Ik zie hoe zijn vacht verkleurt en uitvalt en ik kan hem steeds moeilijker herkennen. Als het laat en donker is en ik mijn pyjama aanheb schijnt de maan steeds duidelijker door zijn hoofd. Van zijn hand is alleen het takkenskelet nog over. Ik mijmer en borstel mijn haar in het donker. Over een dikke maand ben ik jarig en zullen al zijn blaadjes weg zijn. Ik zal mijn nieuwe huisje blijven vullen met warmte. Ik ben benieuwd of de boom in het voorjaar weer een beer wordt.