Elke avond ontwikkelt een eigen cultuur, waar van alles wordt uitgewisseld. Normaal gesproken kan ik mijn ogen nooit openhouden na middernacht en die zaterdag hebben we anderhalf uur in de rij gestaan en is het al drie uur geweest en toch wil ik door. Met drie vrienden glip ik tussen de mensen door, in een treintje, met onze handen in elkaar. Tot we een plekje vinden waar we ons kunnen laten opwarmen aan de muziek. Ik doe mijn ogen dicht en begin me door de ritmes te laten leiden.
Mijn vrienden gaan een voor een naar de wc en ook al blijf ik altijd nuchter, verandert mijn energie met hen. Zij worden giechelig en tillen mij op met hun nieuwe energie. We noemen het een osmose-high. Je begint gedrag na te doen zonder dat je zelf iets op hebt. Het is niet alsof, ik speel geen toneel, maar ik deel hun genot voor ik er erg in heb. Alsof we een stofuitwisseling doen door zwetend tegen elkaar aan te dansen. Ik wrijf mijn haar over mijn gezicht en het voelt fijn.
Tegen zonsopgang zoek ik verkoeling. In de rookruimtes bij technoavonden vind ik altijd dezelfde mensen, die elkaar steeds weer dezelfde dingen vertellen. Ik praat met het soort jongen dat een club een ‘space’ noemt. Als in: “Ik was in Berlijn in een ‘space’ die mijn leven heeft veranderd.” Iemand die je graag lang wil vertellen over de queer-feministische boeken die hij heeft gelezen en daar stille adoratie voor terugverwacht. Ik draai me om en praat met een meisje dat me vertelt dat ze soms met haar beste vriendin en haar vriend naar bed gaat, maar dat niemand dat mag weten.
De dj speelt als afsluiting één nummer: Skin van Madonna. Om me heen zie ik kauwgom kauwende mensen die licht schichtig om zich heen kijken, niet echt weten wat ze moeten doen. “I’m not like this all the time”, zingt Madonna. Mijn keel is schor, mijn osmose-high vervaagt en ik denk dat ik verkouden aan het worden ben.