Ze spreidt een tweede doek uit voor haar minnaar. Ik trek mijn kaftan uit en heb de roze bikini aan die ik van haar heb gekregen. Een Braziliaanse bikini, want Europeanen weten al helemaal niet hoe ze bikini’s moeten maken. Ze is eigenwijs, maar ik kan niet ontkennen dat ik me mooi voel. Ik vlij me neer terwijl zij haar geliefde fruit voert.
Het is de zondag voordat de colleges beginnen en daar zwijgen we over. Ik neem een hap watermeloen. Het zoete sap mengt met het knapperige zand. Ik spoel het weg met lauw water. Ik probeer me nog een keer in te smeren en zand plakt op mijn bleke armen en verstopt zich tussen mijn sproetjes. Ik heb de hele zomer de zon van mijn lichaam geweerd. Nu lijkt mijn huid lichtgevend. Ik volg de marmeren bloedvaatjes op mijn bovenbenen. Uiteindelijk vindt mijn beste vriend ons. Hij klaagt dat er duizenden mensen zijn op Hoek van Holland, maar niemand in een Speedo. “Waar zijn ze bang voor?”
De zon zakt en ik ben moe. Achter mij komt een koppel los uit een te lange omhelzing. De vrouw kruipt onder haar jongere vriend vandaan en kijkt blozend om zich heen, rozig en schuldbewust. Er dansen mensen op de duinen. Tussen de zon en mij in staat een vrouw naar de horizon te staren. Ik zie haar profiel voor een lage roze parasol en het lijkt alsof ze een tutu aanheeft.
Op dagen dat de hitte je lamslaat zijn er niet zoveel opties om aan de Zuid-Hollandse stedenbouw te ontsnappen. Iedereen kan de metro nemen en tussen de scheermesjes en meeuwen gaan zitten. We gaan allemaal naar het het strandje naast de haven. Hier zie ik heel Rotterdam. Het is hier geen Brazilië en dat gaat het ook nooit worden: de zee is bruin en de olietankers komen en gaan. Ik had een heerlijke dag.