Filosoof Sophie van Balen wil de levens van echte mensen mee nemen in haar filosofische onderzoek naar lucht en vervuiling. Volgens haar moet filosofie meer zijn dan alleen maar theorie, dus reed van Balen naar het Noorden van het land om een rundveeboer ervan te overtuigen mee te werken aan haar onderzoek. Dat ging niet makkelijk. Ze somt de eigenschappen op die haar in de weg zaten tijdens het eerste contact met boeren: “mijn onderzoek gaat over klimaatverstoring, ik kom van de universiteit, ben ook nog eens filosoof en woon in de grote stad. En niet zomaar een stad, maar Amsterdam. Ik werd niet direct met open armen ontvangen.”
Na drie uur koffie mocht ze terugkomen op drie verschillende boerderijen. Van Balen wilde weten wat rundveeboeren verstaan onder verstikking en hoe zij nadenken over lucht in relatie tot hun dieren. “Er wordt snel gedacht dat de boer dieren gebruikt en dat dieren op hun beurt het slachtoffer zijn van het feit dat mensen vlees willen eten. Boeren zouden onverschillig staan tegenover schone lucht, maar zo zwart-wit is het niet.” Een van de boeren die ze sprak kampt met astma en werkt ook met dieren in een stal. Ademen is dan moeilijk, dus lucht is dan wel degelijk een onderwerp. “De details die ik te zien kreeg op die boerderijen zie ik als filosoof eigenlijk nooit.”
Aantal boeken per jaar: 5
Favoriete genre: Literatuur
Laatst gelezen boek: Dagen van glas – Eva Meijer, heel mooi
Belangrijkste motivatie: Ontspanning
We hebben lucht nodig
Via haar onderzoek wil ze een verfijnd beeld krijgen van de interactie van mensen met hun omgeving. “Vanaf het moment dat we ademen zijn we afhankelijk van een vervuilde omgeving. We ademen koolstofdioxide in- en uit, microplastics zitten in onze moedermelk en de uitstoot van fabrieken zit in onze moestuin. Dat wordt voelbaar als we onszelf ervaren als ademende wezens.” De maatschappelijke relevantie van het onderwerp was dus een voorwaarde om te promoveren. Voor Van Balen is filosofie pas interessant als het een interactie aangaat met de wereld.
Uitwisseling van perspectieven
Die overtuiging wijt ze aan haar opvoeding. Haar ouders, ‘megalinks’, drukten haar op het hart contact te zoeken ‘met allerlei verschillende mensen en niet alleen hoogopgeleiden die op zo’n manier praten dat ze alleen elkaar verstaan.’ Haar moeder werkte met daklozen, vluchtelingen en kinderen. Haar vader, ‘een pacifistische man’, keerde het denken de rug toe en ging met zijn handen werken. Het weerhield Van Balen er niet van om naar het gymnasium te gaan en filosofie te studeren, waarin het denken juist centraal staat. “Maar ik blijf zoeken naar interactie. Vandaar ook het onderzoek op boerderijen,” zegt van Balen.
Ons soort mensen
Op de boerderijen kwam ze in contact met andere mensen dan ‘ons soort mensen’, de mensen uit haar bubbel ‘die allemaal GroenLinks of Partij Voor De Dieren stemmen’. Zo zag ze als stadsmeisje wat er bij boeren leeft. En dat de werkelijkheid veel meer details kent dan dat de theorie voorschrijft. Dat het niet makkelijk is om werkelijk te weten wat een ander drijft, las Van Balen ook in het boek Ons soort mensen van Juli Zeh. In een klein dorp in Duitsland moet een windmolenpark komen, met als gevolg dat het hele dorp met elkaar in strijd raakt. De groene denkers komen tegenover de natuurmensen te staan en die staan weer tegenover de conservatieven. Tegenstellingen tussen West- en Oost-Duitsland, tussen communisten en kapitalisten komen boven drijven en elk perspectief blijkt een zeer persoonlijk gedetailleerd motief te hebben.
Bij het lezen dacht Van Balen aanvankelijk dat het over haar ging. Ze las over een stel, verbonden aan de universiteit, die de drukke stad hadden verruild voor een versimpeld leven op het platteland. Het stel wilde ‘terug naar de basis’, maar wordt geconfronteerd met dorpsbewoners die elkaar in de gaten houden en een buurman die elke dag autobanden in de fik zet. Die verschillende mensen moeten samen beslissen over het windmolenpark. De een gaat eraan verdienen, de ander ondervindt juist de meeste geluidsoverlast. Allemaal willen ze hun gelijk krijgen en uiteindelijk blijkt iedereen even gek als te begrijpen te zijn. “Alle details in het boek laten zien dat een discussie over een windmolenpark veel meer lagen kent dan alleen een politieke overtuiging. Details verstoren het politieke debat. Dat vind ik boeiend.”
Het boek heeft wel haar ‘halve droom’ om naar het platteland te verhuizen ‘een tikkeltje bijgesteld’. In Amsterdam woont ze weliswaar bij een grote weg en een kunstmestfabriek en is ze zich sinds haar promotie extra bewust van de vervuilde lucht die ze inademt, maar daar bestaat niet de sociale controle zoals die aanwezig is in het kleine dorp uit het boek. In de anonimiteit van de stad hoeft ze zich niet bezig te houden met haar buurman. In dat opzicht zit er misschien ook voor Van Balen een grens aan interactie met andersdenkenden. Soms wil ze zich wél kunnen terugtrekken in haar eigen bubbel.
Sophie van Balen promoveert aan de Erasmus School of Philosophy. Daarnaast is zij programmaleider bij filosofisch café Felix & Sofie in Amsterdam en modereert regelmatig (openbare) filosofische gesprekken. In haar PhD-project gaat Sophie van Balen in op de ‘vergeten van de lucht’. Daarvoor combineert ze hedendaagse continentale klimaatfilosofie met feministische theorieën en politiek.