Jason Pridmore is Onderwijsdecaan van de Erasmus School of History, Culture and Communication. Hij is universitair hoofddocent bij de opleiding Media en Communicatie. Pridmore geeft leiding en houdt toezicht op de bachelor- en (pre)masteropleidingen van de faculteit.
De regering wil het aantal internationale studenten in Nederland beperken. Wat is uw reactie daarop?
“Het is er een van zorg, omdat we enorme voordelen zien in onze internationale collegezaal. Internationaal onderwijs geven is een belangrijke focus voor ons, dus dit is iets dat we als faculteit persoonlijk opvatten.”
Welk effect zal dit voornemen op de faculteit hebben?
“Dat hangt natuurlijk af van hoe de wetgeving uiteindelijk in elkaar zit. We zien misschien een vermindering van het aantal internationale studenten, en dat zal negatieve gevolgen met zich meebrengen. Maar ik denk dat dit een algemene zorg is voor alle universiteiten.”
Zou u bijvoorbeeld de bachelor Communicatie en Media helemaal opnieuw moeten inrichten in het Nederlands?
“Voor deze studie hebben we een sterke case. De opleiding is al erkend door zowel de Europese als de Nederlandse Onderwijsinspectie voor haar internationale kwaliteiten. Dus we denken dat met name dat programma in orde zal zijn wat betreft een vrijstelling van Nederlands onderwijs. Studenten die media en communicatie in het Nederlands willen studeren hebben bovendien keuzes op andere universiteiten.”
Wat heeft uw faculteit tot nu toe gedaan om zich voor te bereiden?
“We kijken momenteel naar een aantal scenario’s. We pleiten er natuurlijk voor dat een internationale omgeving positief is en dat dat gewaardeerd moet worden in het Nederlandse onderwijslandschap.”
Waarom is een internationale omgeving positief en belangrijk voor het onderwijs?
“We bereiden onze studenten voor op een internationale werkvloer, of dat nu bij bedrijven is, ngo’s of overheidsorganisaties. Eigen onderzoek toont aan dat onze Nederlandse studenten gebaat zijn bij een internationale omgeving. Juist dankzij onze internationale omgeving vertrouwen ze op hun competenties en voelen ze dat ze beter presteren in hun vakgebied. Hun zelfbeeld is significant hoger dan de gemiddelde internationale studenten.”
U bent de enige niet-Nederlandse onderwijsdecaan aan deze universiteit. Ziet u deze kwestie anders dan uw collega’s? Wat is het sentiment onder decanen?
“Ik denk dat ik volledig gesteund word door alle andere onderwijsdecanen. Zij hebben dezelfde zorgen als ik. Ik heb het gevoel dat, wanneer ik deze gesprekken voer, of het nu bij RSM, ESE of Filosofie is, we allemaal bezorgd zijn. We zien allemaal dat internationaal onderwijs de sleutel is tot ons gezamenlijke doel, namelijk verbinden en wereldburgers opleiden.”
U zei dat het idee van minder internationale studenten deel uitmaakt van grotere problemen in Nederland. Het land heeft bijvoorbeeld niet genoeg studentenhuisvesting voor internationale studenten. Hoe kijkt u ertegenaan?
“Ik denk inderdaad dat dit plan deels te maken heeft met een groter probleem, zoals huisvesting in het algemeen. Te vaak worden internationale studenten gebruikt als zondebok, terwijl ze alleen een klein percentage van de beschikbare huisvesting in beslag nemen.
“Ik denk eigenlijk dat er vaak de angst is dat Nederland zichzelf verliest als het zich openstelt. Deze angst voor migratie is ook een politiek probleem in Europa en de rest van de wereld. Wat we in het onderwijs willen doen is, denk ik, nadenken over hoe we de Nederlandse cultuur behouden, terwijl we breder denken als wereldburgers in dit land.”