De onbekende en de burgemeester spraken de minister aan op de plannen die er waren om in Rotterdam een universiteit op te richten. Als dat zou gebeuren wisten zij wel een goede naam: Erasmus. Een idee dat in 1969 al was besproken in een groep Rotterdamse ondernemers, die regelmatig bij elkaar kwamen om werken van klassieke schrijvers te lezen, en van Erasmus.
Op 8 november is het vijftig jaar geleden dat de Erasmus Universiteit werd opgericht, tijdens een feest in De Doelen. Wie deze naam heeft bedacht wist ik niet, tot ik een interessant verhaal las in het Rotterdams Jaarboekje. In het boekje van 1982 staat een bijzondere bijdrage over ‘De naamgeving van de Erasmus Universiteit Rotterdam’, door de Rotterdamse publicist Freek Brevet, waarin hij vertelt over de bijeenkomst met de burgemeester en de minister in het Feyenoordstadion.
Freek Brevet schrijft hoe een lid van de groep Erasmus lezende ondernemers, ‘staande voor het zilver van de prijzenkast’, de minister wist te overtuigen van de naam Erasmus. Brevet schrijft ook waarom die onbekende deze bijeenkomst in de Kuip kon organiseren, omdat hij tevens commissaris was van Stadion Feyenoord. Brevet vertelt niet wie de organisator van de bespreking was, maar ik denk dat hij het zélf was. Een vermoeden dat sterker werd toen ik erachter kwam dat oud-bankier Brevet zélf commissaris van De Kuip is geweest.
De discussie over de oprichting van een universiteit in Rotterdam was ouder en begon in de jaren vijftig, toen plannen werden gemaakt om de Nederlandse Economische Hogeschool uit te bouwen tot een universiteit. De heersende mening onder de economen was dat dit de Universiteit van Rotterdam moest worden, een naam die nogal voor de hand lag (denk aan de Universiteit van Amsterdam, of Leiden of Delft) en ook een naam die de ronde deed in de Rotterdamse politiek.
Na de bespreking in de koffiekamer van De Kuip zien we de naam van Freek Brevet vaker opduiken, bijvoorbeeld toen in 1972 minister De Brauw een brief ontving van een groep vooraanstaande Rotterdammers, onder wie burgemeester Thomassen. Deze brief was opgesteld door dezelfde Brevet, die over de naamgeving schreef: “De aanduiding Rotterdam achten wij niet voldoende, aangezien het accent van deze stad eerder valt op de commercie en de trafiek dan op de wetenschap.”
Een universiteit in Rotterdam moest volgens de briefschrijver twee dingen doen: geleerdheid uitstralen én toegankelijk zijn voor jongeren uit lagere klassen in de stad. Wie anders kon dit beter dan Erasmus, die in deze stad was geboren als een onwettig kind en de grootste geleerde van Europa zou worden. De briefschrijver van 1972 wist het wel, hij prees zich gelukkig ‘de naam van Erasmus te kunnen aanbevelen’. De weerstand tegen deze naam bleef, door de economen van de hogeschool en in de Rotterdamse politiek, maar als gebruikelijk zouden de Rotterdamse ondernemers het pleit uiteindelijk toch winnen.