“Wat is het eerste waar je aan denkt wanneer je het woord ‘gender’ hoort?” Zo opende afgelopen dinsdagavond Geertje Mak, UvA-hoogleraar politieke Geschiedenis van gender in Nederland het open college, georganiseerd door Studium Generale. Eerst is er wat aarzeling in de zaal, maar daarna komen studenten met termen als ‘zelfexpressie’ en ‘identiteit’ en ook ‘label’ en ‘sociaal construct’ worden vol overtuiging genoemd.
Er tekent zich een tegenstelling af: voor sommige studenten lijkt het idee van gender in de eerste plaats verband te houden met eigenheid en expressie van identiteit, terwijl anderen het beschouwen als beperkende categorisering die door de maatschappij is opgelegd. “Gender draagt allerlei bijbetekenissen met zich mee”, zegt Mak.
Mannelijk voorkomen
Maar wanneer zijn we begonnen het woord ‘gender’ te gebruiken? Mak legt uit dat de kijk op gender, los van de vraag of iemand in zijn of haar paspoort als man of vrouw wordt aangemerkt, zijn beslag kreeg in de twintigste eeuw. Auteurs als Robert J. Stoller begonnen verband te leggen tussen gender en identiteit, ‘het innerlijke zelf en de innerlijke gevoelens’, zoals de docent stelt. Tegelijkertijd waren denkers als Simone de Beauvoir van mening dat gender door individuen wordt aangeleerd via de maatschappij.
Om een illustratie te geven van de complexiteit van gender door de eeuwen heen, presenteert Mak het geval van Louise Imbert-Nay, een Franse vrouw die de gendernormen van haar tijd tartte door als soldaat deel te nemen aan de Frans-Pruisische oorlog van 1870. Madame Imbert, zoals ze bekendstond, hield later het ‘mannelijke’ voorkomen aan dat ze zich tijdens de oorlog eigen had gemaakt: ze droeg het haar kort en droeg een broek, terwijl dat destijds verboden was voor vrouwen.
Mak legt uit hoe het verhaal van Madame Imbert in de loop van de tijd zowel positief als negatief is geïnterpreteerd, terwijl het in het bijzonder de feministische beweging en andere vrouwen inspireerde om zichzelf op onconventionele manieren te presenteren. “Maar moeten vrouwen zich mannelijk voordoen om zichzelf te emanciperen?”, vroeg een student. “Ik zou nooit suggereren dat je jezelf als mannelijk moet presenteren om feministisch of sterk te zijn”, zegt Mak.
Historisch gezien echter is ‘de norm van macht mannelijk geweest’, dus is het nog steeds gebruikelijk dat vrouwen in machtsposities een ‘mannelijke expressie’ aannemen, voegt de hoogleraar toe. Vervolgens stelt ze dat er in het feminisme verschillende richtingen zijn die allerlei typen individuele vrijheden voor vrouwelijke expressie vieren.
De tegenwoordige ervaring
Buiten de theaterzaal van het Erasmus Paviljoen zijn Grace, Yana en Miguel, drie vrienden die lid zijn van vereniging Erasmus Pride, op weg naar de uitgang. “Ik vond de lezing erg op het westen gericht”, zegt Grace, waarbij ze doelt op de Europese literatuur die werd gepresenteerd. Naar haar mening had er bij het benaderen van het onderwerp verband moeten worden gelegd met ‘de tegenwoordige ervaring’ van queer personen.
Yana is het hiermee eens en legt uit dat, ook al was het evenement bedoeld als geschiedkundige lezing, ‘het goed zou zijn geweest om het te combineren met een meer sociaalpolitieke benadering’ van het thema. De student stelt voor om aan het eind paneldiscussie te houden met queer personen waarbij ‘ook zij hun zegje konden doen over wat zij over dit onderwerp in de huidige tijd denken’.
Inclusie op de campus
Fernando, student aan de Erasmus School of History, Culture and Communication, was ook bij de lezing. ‘Als academisch gezien een leek op dit thema, maar als onderdeel van de alfabetfamilie’, geeft de student toe dat hij door de lezing ‘anders is gaan denken over sommige onderwerpen en dingen waarover we tegenwoordig in de krant lezen’. Zoals hij het ziet, worden termen als ‘genderfluïditeit’ of ‘genderconstruct’ vaak in de mainstreammedia gebruikt, maar zelden in hun historische context geplaatst. “Geschiedenis is heel belangrijk om te begrijpen wat wij nu ervaren, en wat aan de orde kwam was nieuw voor mij, dus eigenlijk was het heel fijn om over dingen uit de negentiende eeuw te horen.”
Miguel deelt het standpunt van Fernando, en voegt daaraan toe dat dit soort activiteiten op de campus heel belangrijk zijn, zodat iedereen ‘opener kan zijn’. Maar hij vindt dat inclusie moet worden vertaald naar concretere stappen. “Ik zie dat de universiteit dit nu in de praktijk brengt, in ieder geval met genderneutrale toiletten. Ik vind dat een eerste stap in de goede richting, maar er is beslist meer nodig”, vult Miguel aan.