Op de journalistenopleiding leer je uiteraard nieuwsberichten maken, foutloos schrijven en interviewen. Maar een van de belangrijkste dingen die je leert is het vinden van de juiste invalshoek bij een verhaal. Journalisten – en EM dus ook – wordt wel eens verweten dat we zuur zijn of alleen maar negatief. Ik kan daar nooit zoveel mee. Een goede journalist bericht over zaken die gebeuren in de samenleving, dingen die worden beloofd en niet nagekomen, mensen die ergens de dupe van zijn of zich niet aan de regels houden. Het gaat over kleine of grote misstanden, je controleert als journalist de macht, checkt of wat wordt beweerd ook waar is, en geeft een zo waarheidsgetrouw mogelijk beeld van de werkelijkheid, negatief of positief doet er niet toe. Je schrijft op wat je waarneemt vanuit de vraag: wat valt op, wat wijkt af, wat wil ik met dit verhaal vertellen en hoe zorg ik dat mensen geïnformeerd worden?
Op deze manier is ook de invalshoek gekozen voor het artikel ‘Mijn gids heeft ook met iemand uit jouw groep gezoend toch?’ dat EM publiceerde in de Eurekaweek. We vroegen onze verslaggever op te tekenen wat de nieuwe studenten zoal beleven tijdens hun eerste avond stappen in Rotterdam. Als gezegd: wat valt op, wat wijkt af, wat voor sfeer hangt er en wat is de rode draad in die observaties? En zo geschiedde.
Het artikel schetst een beeld van de werkelijkheid van die avond, op dat moment door de ogen van die verslaggever met die invalshoek. De drank vloeide rijkelijk, de sfeer was goed en er werd wat geflirt en gezoend. Hij observeerde, sprak met mensen en zorgde samen met de fotografe voor passend beeld. Voor wie het verhaal (nog) niet heeft gelezen, het eindigt met een gesprek van een eerstejaars en een gids over wie met wie heeft gezoend.
Na publicatie werd ik aangesproken door een student die moeite had met het verhaal. Gidsen horen niet met eerstejaars te zoenen tijdens de Eurekaweek, omdat er sprake is van een machtsverhouding en daarmee de regels van wederzijds consent niet opgaan, aldus de kritiek van de student. Ze vond dat EM met het beschrijven van het zoengedrag van gidsen met eerstejaars ongewenst gedrag ‘normaliseerde’.
Nu ken ik de regels niet in detail waarmee gidsen de Eurekaweek ingaan, en daar gaat het verhaal ook niet over. Ik weet wel dat dit verhaal doet wat het moet doen: het geeft een beeld van de belevenissen van eerstejaars die avond. En ja, er werd veel gezoend, viel de verslaggever op, daarom werd dat de rode draad van het verhaal.
Daar kun en mag je als lezer uiteraard wat van vinden. Daarom schrijven we deze verhalen ook, om de lezer te informeren over wat er zich in de wereld afspeelt, en dan is het aan jou om dat wel of niet normaal te vinden.