Het was tijdens de presentatie van zijn bachelorscriptie dat Milio van de Kamp (31), inmiddels docent Interdisciplinaire Sociale Wetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, het ongemak en de nervositeit in de ogen van zijn moeder zag. Ze was voor de eerste keer op de universiteit en had haar mooiste kleding, die ze op de mark gekocht had, aangetrokken. Ineengedoken zat ze achter in de zaal te luisteren, en al gauw zag Van de Kamp dat ze van zijn presentatie niets begreep. “Ze had geen Marx nodig om te voelen dat ze geen onderdeel was van de groep mensen in de zaal”, schrijft hij in zijn boek. “Ik voelde dat de kloof tussen ons nog nooit zo groot was geweest.”
Achter gesloten deuren
Meerdere ouders van eerstegeneratiestudenten vinden de universiteit spannend omdat het een wereld is die ze niet kennen, blijkt uit gesprekken die Erasmus Magazine met acht ouders voerde. Zij konden hun kind een veilig thuis bieden en hen op allerlei manieren steunen tijdens de studententijd. Van de Kamp stond er alleen voor.
Hij groeide op in een kansarme Amsterdamse wijk, waar zijn gewelddadige vader het gezin terroriseerde en waar geen gas, water en licht was door geldgebrek. Zijn vader zat in het criminele milieu, en zijn moeder pendelde vanwege hartproblemen jarenlang tussen bijstand en een schoonmaakbaan, totdat ze lange avonden en nachten ging maken als barvrouw.
Dat de verhalen van de ouders en eerstegeneratiestudenten die in armoede leven of hebben geleefd meestal achter gesloten deuren blijven, ook voor de media, is niet voor niets. Er rust volgens Van de Kamp een stigma op armoede, en dat leidt tot schaamte.
Verborgen realiteit
Van de Kamps boek biedt een schrijnende inkijk in het leven van een eerstegeneratiestudent die opgroeit in een verscheurd gezin dat gevormd is door wat hij ‘de hardheid van intergenerationele armoede’ noemt. Een leven dat, net zoals dat van zijn ouders en grootouders, in het teken staat van geweld, torenhoge schulden, structureel onderschat worden op scholen en, als gevolg daarvan, depressies en een groot minderwaardigheidsgevoel.
Het is de verborgen realiteit van meerdere studenten, kwam hij tijdens zijn werk op de universiteit achter toen hij eerstegeneratiestudenten ging ondersteunen. “Enerzijds gaf dit me een geruststellend gevoel, ik had zelf altijd het gevoel gehad dat ik de enige was en om te zien dat er meer van ons rondliepen was fijn”, schrijft hij. “Anderzijds was het pijnlijk om te zien hoeveel studenten door dezelfde barrières als ik hadden moeten breken.”
Geen steun
Ouders van eerstegeneratiestudenten doen hun best om hun kinderen te ondersteunen, vooral mentaal of emotioneel, blijkt uit onderzoek. Maar die steun konden de ouders van Van de Kamp hem niet geven. Vlak voordat hij begon op zijn tweede middelbare school, die bekend stond als een ‘zeer zwakke vmbo-school’, kwam hij voor de eerste keer in een depressie terecht. “Emoties niet toelaten is een vorm van zelfbescherming voor mensen in armoede en probleemgezinnen. Als je zoveel tegenslagen hebt in het leven, moet je emoties zo veel mogelijk buiten de deur houden, anders raak je overspoeld”, schrijft hij. Ook wilde hij zijn ouders niet tot last zijn.
Bovendien moest hij op school en in het hoger onderwijs alles zonder de hulp van zijn ouders uitzoeken. Terwijl veel ouders hun kinderen motiveren om hard te werken, moest Van de Kamp motivatie uit zichzelf halen: zijn ouders zouden al tevreden zijn geweest met een middelbareschooldiploma. Zijn moeder had alleen een mavodiploma en zijn vader heeft de middelbare school nooit afgemaakt.
Sociale ladder
Van de Kamp besloot, al weet hij niet meer precies waarom, dat hij later naar de universiteit wilde en psycholoog wilde worden. Maar met een aantal woorden werd zijn droom de grond in gestampt: “Misschien moet je iets lager mikken”, zei een docente op de vmbo-k-school.
Toch mocht hij zo’n tien jaar later, ondanks allerlei tegenslagen, zijn masterdiploma Sociologie in ontvangst nemen. Kort daarna werd hij docent aan de universiteit. Hoewel hij nooit veel steun van zijn ouders kreeg, waren zij wel trots op hem, net zoals alle ouders die EM sprak. Zelfs zijn vader, die weinig betrokken was, kon zijn trots niet verbergen toen Milio aan de telefoon vertelde dat hij de baan aan de universiteit had. “Ik had de sociale ladder beklommen en stond nu boven op het plateau. Eventjes was mijn sociale stijging ook die van hen.”
Titel: Misschien moet je iets lager mikken. Een verhaal over armoede en kansenongelijkheid
Auteur: Milio van de Kamp.
Uitgeverij: Atlas Contact.
Deels herkenbaar: ook ik ben eerstegeneratiestudent. Mijn ouders waren alternatievelingen eind zestiger jaren (hippies). Uiteindelijk heeft mijn vader, onderwijzer en leraar, een eerstegraads onderwijsakte gehaald toen hij in de veertig was. Mijn moeder is sinds 1972 huisvrouw, moeder en behulpzaam als vrijwilliger.
Hun fout, naar eigen zeggen te laag inzetten op onderwijs, mochten mijn broertje en ik niet maken. Nee, wij moesten en zouden studeren.
Toen ik mijn proefschrift verdedigde was dat eveneens hun feestje. Ze stonden erop de druk van het boek en de receptie te mogen betalen. Vooraf vroegen ze mij om een eigen doosje met proefschriften om uit te delen aan familie en vrienden. Hoeveel zij, of de andere familieleden, ervan begrepen? Ik denk helemaal niets. Ik ben dan ook kwantumchemicus.
Geweld, of onveilige thuissituaties, heb ik niet meegemaakt. Gelukkig!
Wel blijft het lastig uitleggen aan familie wat je nu eigenlijk precies voor rol speelt in de samenleving. Tja, mijn zwager werkt bij de marechaussee en houdt weleens een automobilist staande met doorgeladen geweren in de kofferbak. Daar kan iedereen zich iets bij voorstellen. Maar, waarom benzeen nu eenmaal de eigenschappen heeft die het heeft. Waarom wil iemand dat eigenlijk weten?
Reageren niet meer mogelijk.