Naast de verbouwde boerderij grazen pasgeboren zwarte lammetjes onder bomen met witte bloesem. In de achtertuin maakt de buurman twee ezels en een kleine koets klaar voor het gebruikelijke rondje. Normaal gesproken gaat Hay Keijsers (68) met hem mee, maar vandaag zit hij samen met zijn vrouw Mien Keijsers (67) in de woonkamer van hun huis in het Limburgse dorpje Horst. Mien zet punten Limburgse kersenvlaai op tafel. Op de vensterbank staan familiefoto’s van hun drie dochters die hier zijn opgegroeid, waaronder Loes Keijsers (40), hoogleraar Jeugd en Gezin aan de Erasmus Universiteit.
Ik ben hier niet alleen vanwege journalistieke interesse, maar ook om persoonlijke redenen. Hay en Mien zijn, net zoals mijn vader en moeder, ouders van drie eerstegeneratiestudenten. Zij zijn, in tegenstelling tot hun kinderen, niet naar de hogeschool of universiteit gegaan. Vorig jaar sprak ik mijn vader, een timmerman, over hoe het voor hem was toen alle drie zijn kinderen hoger onderwijs gingen volgen. Onwennig zat hij op de bank in mijn oude kamer in mijn ouderlijk huis. “Hier word ik zenuwachtig van, hè”, zei hij toen ik op de startknop van de audio-opname drukte. Het was maar een kort gesprek.
Voorbij de grenzen van Nederland
Of zijn nervositeit nou enkel door de opname werd veroorzaakt of ook door het onderwerp van het gesprek, het maakte me hoe dan ook nog nieuwsgieriger naar het perspectief van de ouders van eerstegeneratiestudenten.
Over eerstegeneratiestudenten weten we dankzij recent onderzoek dat zij hun tijd op de hogeschool of universiteit over het algemeen als moeilijker ervaren, zegt Jana Vietze, universitair docent Jeugd en Gezin aan de Erasmus Universiteit. Hoewel deze studenten volgens haar vaak erg gemotiveerd zijn en goed kunnen inspelen op nieuwe omstandigheden, zijn ze vaak onzekerder over hun academische vaardigheden, voelen ze zich minder thuis in een academische omgeving en ervaren ze vaker depressieve gevoelens en stress.
Maar hoe is het voor ouders wanneer hun kind naar de hogeschool of universiteit gaat, een wereld die ze helemaal niet kennen? Lopen zij ook tegen bepaalde problemen aan, en welke emoties brengt dat met zich mee?
Om een wetenschappelijk antwoord te vinden op deze vragen moet ik niet alleen voorbij de grenzen van de Erasmus Universiteit, maar ook die van Nederland. Hier is vrijwel geen onderzoek gedaan naar dit onderwerp. Een paar wetenschappers op de universiteit wijzen mij op een Amerikaans onderzoek: dat van Casandra Harper (en collega’s), hoogleraar Hoger onderwijs aan de Universiteit van Missouri. Zij onderzocht op welke manieren ouders van eerstegeneratiestudenten betrokken zijn bij hun kinderen tijdens de studententijd in het Amerikaanse college, wat het meest vergelijkbaar is met de Nederlandse hogeschool en in sommige gevallen de universiteit.
Omdat er zo weinig onderzoek gedaan is naar dit onderwerp, sprak EM als achtergrond met acht ouders. Niet alle ouders komen aan het woord in dit artikel, hun ervaringen zijn als achtergrondinformatie gebruikt. In twee portretartikelen, die naast dit artikel worden gepubliceerd, gaan eerstegeneratiestudenten met hun ouders in gesprek over dit onderwerp.
Trots
“De ouders zijn ontzettend enthousiast en vol trots wanneer hun kind naar college gaat”, vertelt Harper. ‘Trots’ is ook het eerste woord dat bij Hay en Mien opkomt wanneer zij terugdenken aan de tijd waarin hun dochters naar de universiteit gingen. En dat geldt niet alleen voor hen: alle ouders die EM sprak geven aan vooral erg trots te zijn op hun kinderen. “Ik vind het bijzonder als je beter kan leren dan de meeste andere mensen”, zei mijn vader vorig jaar.
Sommigen voelen zelfs plaatsvervangende vreugde, voegt Harper toe. “Veel ouders uit mijn onderzoek konden niet naar het hoger onderwijs, maar wilden dit wel graag”, legt ze uit. “Zij zijn erg blij dat hun kind die ervaring wel kan krijgen.”

Geboren in de verkeerde tijd
Meerdere ouders die EM sprak vertellen dat zij graag hoger onderwijs hadden gevolgd. Vooral moeders geven aan dat zij in de verkeerde tijd en soms plaats geboren zijn. Zo ook Mien, die in het kleine Limburgse dorpje Veulen opgroeide in een boerengezin. Na de kostschool wilden haar ouders haar naar de huishoudschool sturen. “Mijn ouders dachten: vrouwen zorgen voor het huishouden en that’s it.”
Maar vanwege haar hoge cijfers ging ze naar de middelbare technische school. Uiteindelijk begon ze samen met Hay, die ook opgroeide in een boerengezin en naar de landbouwschool ging, een grote moderne champignonkwekerij waar ze verantwoordelijk was voor de financiële administratie. “Ik was vroeger graag naar de hogeschool gegaan, maar dat was in het dorp destijds niet de regel voor vrouwen.”
Het zorgde ervoor dat Mien haar dochters juist wel aanmoedigde om naar de universiteit te gaan. “Wij zeiden: doe wat je kan en leuk vindt. Er hoort geen onderscheid te zijn tussen man en vrouw”, zegt ze. “Ik ben heel trots dat mijn dochters wel naar de universiteit zijn gegaan.”
Onbekend terrein
De universiteit is onbekend terrein voor veel ouders van eerstegeneratiestudenten. Dat zorgde bij Sita Baldew (55) in het begin vooral voor nerveuze gevoelens. Zij is moeder van Rashmi (21), masterstudent Media and Creative Studies. “Ik vond het spannend dat mijn dochter naar de universiteit ging, omdat ik het niet kende”, zegt ze. Sita volgde zelf een mbo-opleiding tot onderwijzer in haar geboorteland Suriname, later werkte ze een aantal jaren in een kinderopvang in Nederland. “Het was nieuw voor haar, maar ook voor mij.”
De nieuwigheid maakt het moeilijk om hun kinderen te helpen met navigeren op de universiteit. Harper: “Ouders die wel hoger onderwijs hebben gevolgd weten beter hoe het systeem in elkaar zit, waardoor zij hun kinderen bijvoorbeeld kunnen helpen met het vinden van de juiste personen en loketten.” Het gebrek aan zulke informatie in de sociale omgeving kan volgens universitair docent Vietze ervoor zorgen dat studenten zich minder thuis voelen op de universiteit.
Vooral voor ouders met een migratieachtergrond is het lastig om hun kinderen hiermee te helpen, zegt Rick Wolff, onderzoeker bij Risbo. Hij deed onderzoek naar het studiesucces van studenten met een migratieachtergrond in Nederland, waarbij hij zich ook richtte op eerstegeneratiestudenten. “Deze ouders zijn vaak nog minder bekend met het Nederlandse hogeronderwijssysteem.”
Niet kunnen ondersteunen kan volgens Harper leiden tot frustratie en verdriet. “Ik kon mijn dochter niet helpen op de universiteit, omdat ik daar geen kennis over had”, zegt Sita. “Dat vond ik vervelend.”
Financiële en mentale steun
Bijna alle ouders die EM sprak betalen het collegegeld en maken maandelijks een bedrag over. En veel van hen stimuleren hun kinderen om hard te studeren.
Dat ouders van eerstegeneratiestudenten hun best doen om hun kinderen waar mogelijk te helpen tijdens hun studententijd, blijkt ook uit de onderzoeken van Harper en Wolff. Hun steun bestaat vooral uit financiële en mentale steun. “Met mentale steun helpen ouders hun kinderen om het beste uit henzelf te halen”, zegt Wolff. Het gaat hierbij om het motiveren van hun kinderen bij het studeren, maar ook om het geven van liefde en empathie. Vooral de ouders met een migratieachtergrond leggen volgens Wolff sterk de nadruk op goed presteren. “Zij zijn naar Nederland gekomen voor een beter leven en willen dat ook voor hun kinderen.”
Maar ook Mien en Hay benadrukken het belang van hard studeren. “Onze dochters moesten vroeger al hard werken in onze champignonkwekerij”, zegt Hay. “Ze moesten beter zijn dan andere scholieren die er werkten.” Mien: “De mentaliteit van hard werken hebben ze van ons meegekregen, en wij van onze ouders.” Hay: “Geen flauwekul.”
Ze doen me denken aan mijn vader, die al vanaf zijn negentiende zwaar fysiek werk doet, graag veel werkt, en mijn broers en mij altijd vertelde dat we hard moesten studeren. “Niks is voor niks”, zei hij dan.
Hoogleraar Loes Keijsers, de dochter van Hay en Mien, herkent zich in de conclusies van de onderzoeken. Ze heeft zich nooit helemaal thuis gevoeld op haar opleiding. Maar haar werkmentaliteit, die zij dankt aan haar ouders, heeft haar ver gebracht. “Ondernemen, hard werken, doorzetten en goed samenwerken heb ik op de kwekerij geleerd”, zegt ze. “Dat zijn heel mooie kwaliteiten die passen bij mijn baan als hoogleraar.”
Alle ouders bekommeren zich vooral om het welzijn van hun kinderen. “Als we het idee hadden dat onze dochters te hard werkten, bijvoorbeeld, uitten we daar onze zorgen over”, zegt Mien. “Maar we zeiden nooit wat ze moesten doen, want we vonden het belangrijk dat ze dat ze zelf keuzes maakten.”
Zelfstandigheid
De meeste ouders van eerstegeneratiestudenten verwachten van hun kinderen dat zij zelfstandig keuzes maken en hun weg vinden in het hoger onderwijs, zegt Harper. “Ze moedigen hun kinderen aan om hun eigen problemen op te lossen.”
Zo liet Sita alle keuzes met betrekking tot de universiteit aan haar dochter over. “Het haalt ook een last van mij weg, omdat ik haar hier niet goed mee kan helpen”, zegt ze. “Ik ga toch niet zomaar zeggen dat ze bijvoorbeeld een bepaalde opleiding moet kiezen terwijl ik zelf niet weet wat die inhoudt?”
Ouders die wel hoger onderwijs hebben gevolgd lijken zich hier meer mee te bemoeien, zegt Harper. “Onderzoek lijkt erop te wijzen dat de meer opdringerige vormen van ouderschap vaker voorkomen bij rijkere en meer bevoorrechte gezinnen, wat in verband staat met hoger opgeleid zijn.” Een voorbeeld hiervan zijn ‘helikopterouders’: ouders die erg betrokken zijn bij hun kinderen, maar hen soms ook te strak in de gaten houden en proberen problemen op te lossen, voordat het kind zelf de kans krijgt.
“Hoe krijg je zelfstandige mensen als papa en mama je vertellen wat je moet doen?”, zegt Mien. “Wij zeiden altijd: ons bedrijf is een schip. Als je zelf geen beslissingen neemt, dobber je en ga je achteruit. Dat geldt ook voor een carrière.”
Loes Keijsers vond het fijn dat haar ouders de nadruk legden op zelfstandigheid. “Daardoor besefte ik: dit is míjn carrièrepad, ík moet er iets van maken. Dat diploma komt niet op mijn bord vallen. Ik ben er trots op dat ik het allemaal zelf heb gedaan.”
Terwijl de buurman met de twee ezels de grote tuin weer inrijdt, loopt Mien naar het raam. De vensterbank staat vol met foto’s van haar drie dochters door de jaren heen. Van trouwerijen, feestdagen tot de oratie van Loes op de universiteit. Met trots laat ze de foto’s zien. “Ze doen het geweldig.”

Een goed artikel. Er kan niet genoeg gepubliceerd worden over de situatie van de eerstegeneratiestudenten. Waar ik me wel aan erger is dat beweerd wordt dat er geen onderzoek bestaat in het Nederland en dan wordt weer eens verwezen naar een onbekende Amerikaanse. Al in 1976 verscheen een Vlaams onderzoek van Vandekerckhove waarin ruim aandacht was voor de reacties van de ouders. Dat was ook zo in de dissertatie van Jan Brands uit 1995 en in mijn dissertatie van 2010. De reacties van de ouders in dit artikel komen ook voor in deze studies,maar dan beschreven door hun kinderen.
Reageren niet meer mogelijk.