Ik denk aan ditjes en datjes terwijl ik over de Eendrachtstraat de vrijdagmiddagmenigte tegemoet fiets. De mensen lopen antiparallel en getordeerd richting mij, in ieder geval mij onhandig kruisend. En terwijl zij hun lichamen in en uit de maat naar her en der bewegen, zijn het de kleine details die mij opvallen: het opzichtige LV-embleem van een zonnebril, de roze glitters die de pumps van een zakenvrouw sieren, de herfstkleur van een driedelig pak van een meneer die een sigaret rookt van een kamelenmerk.
Zo roekeloos als deze details mij opeens bedwelmen, zo herinner ik mij opeens onstuimig allerhande detail van de afgelopen week. Het is als een bloemlezing van angst, ontboezeming, opluchting en andere dergelijke emoties.
De enkele tand die de baby lachend tentoonstelt, als hij zich speels van moeders boezem naar achter gooit, om onbetwistbaar en resoluut aan ouders en mij te bewijzen dat er echt niets aan de hand is.
Het laconisme waarmee een beginnende twintiger naar zijn telefoon tuurt, terwijl wij zijn testikel gehandschoend echogeleid met verve proberen terug te draaien.
De schotse bebrildheid van een meneer die zelfs met een perfect horizontaal ST-segment in zijn hartfilmpje niet wil geloven dat de kramp bij zijn laagste ribben geen hartinfarct was.
De wilgachtig geknuiste vingergewrichten van een bejaarde die haar hele leven niet naar de huisarts is geweest, en nu toch maar eens op aanraden van haar schoondochter kennis kwam maken
Ik herinner mij het allemaal tegelijk en ik zie de details overal en het werkt allemaal op mij in, de enkele tanden en de scheve brillen, de LV’tjes en de vingergewrichten als zwanenhalzen en de glitter op de pumps van een zakenvrouw en staarogen, strontjes, likdoorns, kwaddels, ingegroeide nagels; de spanning en ontlading van elk consult, elk belletje, elke ik-sta-al-half-in-de-deur-vraag, ik heb het overleefd en overwonnen en ik ga staan op mijn fiets, fietsend over de Kruiskade, en ik adem diep in.
Ik voel mijn longen zich vullen met sigaret, uitlaatgas, fijnstof en wiet. Op mijn gezicht broeit de zon. Ik sluit mijn ogen. De ontlading is compleet. Ik ben groots en mij krijgen ze niet klein. Iedereen wordt gediagnosticeerd. Iedereen wordt met uitleg en geruststelling naar huis gestuurd. Iedereen mag viermaal per dag twee tabletten vijfhonderd milligram paracetamol nemen ter verlichting van de pijn, eventueel zelf contact opnemen met een fysiotherapeut, let u op dat u beweegt tot de pijngrens – en niet verder?
Ik open mijn ogen. De details maken plaats voor een voortreffelijke en penetrant besef van het geheel wat zich voor mij uitstrekt. Ik overzie de menigte, staand op mijn stalen ros, en ik waan mij Don Quichot, met stethoscoop en saturatiemeter gelansd. De straat speelt een pastorale van knallende uitlaatpijpen en loos geschreeuw. De ontlading is geweest, de rust wederkeert in mij, en nu ik mijn ros weer stoïcijns voorttrap, bedenk ik mij dat het huisartsenvak zo slecht nog niet is.
Dino Gačević studeert Geneeskunde. Tijdens zijn coschappen schrijft hij iedere maand een column voor Erasmus Magazine.
Heel mooi Dino (en leuke foto)
Reageren niet meer mogelijk.