Kunst is bedoeld om je aan het denken te zetten en een andere kijk op de dingen mogelijk te maken. Dat was ook de bedoeling van dit schilderij van Rein Dool uit 1976. Een groep bestuurders van de universiteit: oudere, rokende mannen aan een vergadertafel. Dool schilderde geen flatteus beeld van deze mensen, maar een ironisch portret van in zichzelf gekeerde bestuurders. Als een spiegel van de geslotenheid van de universiteit, die in de jaren zeventig door onder meer studentenacties werd opengebroken.
Het schilderij heeft iets beklemmends en iets ongemakkelijks en dat lijkt me ook de bedoeling geweest van de schilder. Dit was in ieder geval het gevoel van een Leidse promovendus, die vroeg wat eigenlijk de betekenis was van dit schilderij en of hier geen kritische noot nodig was. Waarna het stuk direct en met trots werd verwijderd.
Een van de mannen op het schilderij is Dolf Cohen, die tijdens de oorlog was ondergedoken en later in Leiden rector magnificus zou worden. Zijn zoon Job Cohen, oud-leider van de PvdA, bood het huidige universiteitsbestuur aan om een ‘bijspijkercursus’ te geven over het schilderij. Ophef op de sociale media was reden om het schilderij te verwijderen en ophef daarover leidde ertoe dat het weer werd teruggehangen.
Het lijkt een kleinigheid, het gedoe over dit schilderij, niet meer dan het zoveelste relletje op Twitter. Toch is er reden voor zorg, ook over de manier waarop dit gebeurde: de triomfantelijkheid waarmee het schilderij werd verwijderd, alsof het weghalen van deze kunst een vorm van bevrijding was. Het is echter een teken van onvrijheid. Met dit schilderij haalde de faculteit een spiegel weg die deze kunstenaar aan alle studenten, docenten en onderzoekers op de universiteit wilde voorhouden. Een stuk dat juist een kritische blik geeft op het gesloten en weinig diverse academische leven in de jaren zeventig. Een schilderij dat nog steeds actueel is en nog altijd leidt tot discussie, zoals de vragen en het ongemak van de Leidse promovendus goed lieten zien.
Na brede kritiek op deze lelijke verwijdering besloot de Leidse universiteit het schilderij weer terug te hangen. Ook heeft de universiteit een speciale commissie ingesteld om te bekijken hoe het schilderij ‘beter tot zijn recht’ kan komen. Dat geeft toch weer de indruk dat er iets ‘mis’ zou zijn met deze kunst en onderzocht moet worden hoe dit schilderij wat minder vragen en minder ongemak zou kunnen veroorzaken. Terwijl dit juist de bedoeling is van dit kunstwerk. Dat moet provoceren en kijkers uit de comfortzone moet halen – en ons aan het denken zetten. Wellicht zou de Leidse universiteit beter een discussie kunnen voeren over academische waarden en de rol van de universiteit. En het belang van kunst om een open discussie te bevorderen.
Ronald van Raak is hoogleraar Erasmiaanse waarden. Op vrijdag 25 november houdt hij zijn oratie.
Een nog altijd actuele spiegel inderdaad.. Maar als we zouden willen dat dit schilderij géén spiegel meer was, maar een curieus relict uit de tijden van rookcoupés, in hoeverre helpt het dan om onze universiteitsgebouwen vol te hangen met afbeeldingen van witte mannen met (enige) macht – hoe ironisch bedoeld ook?
Kunst kan je inderdaad aan het denken zetten. En één van de conclusies van dat denken kan zijn dat het wel degelijk problematisch is dat we met z’n allen omringd worden door afbeeldingen die hardnekkige machtsstructuren spiegelen en daarmee ook weer bevestigen. Ironie is een tandeloos middel als het op emancipatie aankomt.
Wat ik nou een leuke actie zou vinden, is om alle schilderijen met witte mannen erop uit alle universiteitsgebouwen te verzamelen en samen in één ruimte te hangen (de ‘ironische ruimte’) en om dan op de vrijgekomen plekken spiegels op te hangen – al is het maar voor een maand. Discussie gegarandeerd!
Reageren niet meer mogelijk.