Ook al komen Ien Ang en Ann Masten uit totaal verschillende velden, ze worden om vergelijkbare redenen gelauwerd: ze zijn rolmodellen die onderzoek in dienst stellen van de maatschappij, schrijven de erepromotoren die hen voordroegen.
Luisteren naar het publiek

Hoogleraar Ien Ang van de University of Western Sydney is een van de meest vooraanstaande cultuurwetenschappers. Ang, die in Nederland opgroeide en aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde, is onder andere pionier op het gebied van receptiestudies waarbij ze mediapubliek direct vroeg naar hun mening.
Erepromotor Susanne Janssen, hoogleraar Sociologie van Media en Cultuur, schrijft hoe baanbrekend dat was. “Ang oordeelde niet over kijkers, maar wilde zelf met fans spreken om hen beter te begrijpen. Mediaonderzoek was in die tijd vaak nog interpretatief tekstonderzoek waarbij wetenschappers vanachter hun bureau bepaalden wat de kijker ziet of zou moeten zien. Ang zag in dat je vooral naar het publiek zelf moet luisteren en heeft veel onderzoekers geïnspireerd om ook zo te gaan werken.”
Naast dit pionierswerk, wordt Ang ook beschouwd als voorbeeld vanwege haar interdisciplinaire aanpak. Janssen: “Ze is niet in één veld of type onderzoek blijven hangen. Dat maakt haar werk heel sterk. Haar boek On not speaking Chinese gaat bijvoorbeeld over identiteit in tijden van globalisering en diaspora.” Momenteel werkt Ang samen met een groot museum in Sydney om bewoners actief te betrekken bij de ontwikkeling van het nieuwe Powerhouse-museum, waarin Janssen de EUR-filosofie herkent: impact maken door samenwerking met maatschappelijke partners.
Benaderbaar

De tweede ontvanger van een eredoctoraat is Ann Masten van de Universiteit van Minnesota. Als hoogleraar bij het Institute of Child Development levert zij volgens erepromotor Loes Keijsers een ‘buitengewone bijdrage’ aan onderzoek naar de ontwikkeling van veerkracht bij kinderen en gezinnen die geconfronteerd worden met tegenspoed. Loes Keijsers is hoogleraar Clinical Child and Family Studies bij de Erasmus School of Social and Behavioural studies (ESSB).
Keijsers ziet vooral optimisme in het werk van Masten: bij alle kinderen is veerkracht aanwezig, ze hebben tijdens hun ontwikkeling aanmoediging en kansen nodig om te slagen. “Een kind dat bijvoorbeeld thuis iets traumatisch meemaakt, is niet gelijk verpest, maar kan sterker terugkomen.” Maar ook ziet Keijsers een missie: met ’ de uitspraak van Masten dat het immoreel is om niet te investeren in de volgende generatie ‘wil ze zeggen dat wij als volwassenen van nu verantwoordelijk zijn voor het bieden van omgeving aan jongeren waarin zij goed kunnen opgroeien’. Keijsers: “Ze beziet de wereld vanuit de behoeften van een kind. Daar ben ik in mijn werk erg door geïnspireerd en met mij vele anderen.”
Wat de erepromotor het meest in Masten waardeert is haar dienende rol aan de wereld. “Ze is een van de allergrootste namen in ons veld, maar ze is altijd benaderbaar. Toen ik haar vertelde over haar eredoctoraat zei ze gelijk: ‘Wat leuk, wanneer ik naar Rotterdam kom, lijkt me heel leuk om dan ook met jonge onderzoekers te spreken’. Iemand die zo op een voetstuk staat en toch zo benaderbaar blijft, is echt een zeldzame combinatie.”