Van de grootste trullo in Alberobello is een museum gemaakt, waar de gebruiken en het instrumentarium van de inwoners wordt tentoongesteld. Naast de beschrijving van een ossenjuk, dat er trots boven gestald stond, lag er op een tafel een geplastificeerd papiertje, waarop de verschillende helende krachten van de wijn uit Alberobello stonden vermeld.
Voor de behandeling van reuma drink je warme wijn met gekookte salie. Tegen kiespijn drink je wijn getrokken met gebrande perzikpit. En lepra verdwijnt als sneeuw voor de zon bij het drinken van wijn waarin een adder opeenvolgend verdronken en tot pulp geslagen is.
Voor de wijnmakers van Alberobello was deze informatie vanzelfsprekend – voor ons lariekoek. Het toeschrijven van wonderlijke kwaliteiten aan wijn laten we heden ten dage over aan de vinoloog, die het moet doen met een eigenlijk toch wel schraal palet van cederhout, eucalyptus en rood fruit.
De vermeende helende werking van wijn deed mij meteen denken aan de shambala-druppels van Giel Beelen, goeroe-annex-DJ. Een konkoksel van plantenextracten dat je zou helpen met het vervullen van een diepere missie. Beide dranken dragen de belofte van een quick fix: ontdek je innerlijke goeroe, los je gewrichtspijn op.
Zo is de geneeskunde vol met vermeende quick fixes. Het idee dat er een onmiddellijke oplossing is voor je ziekte, ook zonder enige bijwerkingen of complicaties. Soms zijn die er wel, of nagenoeg, zoals het terugzetten van een zondagsarmpje, of het vergruizen van een niersteen. Maar vaak vergt een oplossing inspanning van zowel arts als patiënt.
Een quick fix onderstreept ook de oppervlakkige en vluchtige relatie tussen arts en patiënt. Mooier is een verschuiving van dit perspectief naar een bond tussen arts en patiënt, waar de arts niet enkel een behandelaar is en de patiënt een behandelde, maar er een gezamenlijke inspanning is om de patiënt zo goed mogelijk te helpen. Het erkent de patiënt in zijn persoon en intellect. Naast lof voor de arts ook eerbied voor de patiënt. Mensenwerk wordt weer mensenwerk.
Mooi, niet? Ik keek weer naar het juk, toen naar een melkkarn. Alberobello imponeerde opeens potsierlijk. Wij pakten maar de biezen.