Voor je het weet zit je midden in een ‘regieberaad’ en spreek je over ‘vliegwielprojecten’, met ‘klankbordgroepen’ in ‘cockpit-overleggen’. Het is me overkomen. Waarna je buiten staat met een ‘task force’ en een ‘gedragscode’, na ‘intensieve processen van agendering, analyse en dialoog’. In de ruim twintig jaar dat ik actief was in de politiek heb ik het beleidsonderzoek zien veranderen. Vooral het taalgebruik, dat overloopt van bedachte termen en eigenaardige woorden; een geheimtaal die ik niet kan volgen, maar die wel een soort van diepgang moet suggereren. Gebruikers van deze taal zijn de new public managers, vaak externe consultants die sturen op ‘incentives’ en ‘output’. Met eigen modellen die de mens en de wereld moeten verklaren.
“Wie heeft zulke goede ogen dat ze die niet helemaal vol zand strooien?” Dat liet Erasmus zijn woordvoerder de Dwaasheid vragen in Lof der Zotheid (1511), in haar klachten over de oude theologen in die tijd. Dogmatische denkers die overliepen ‘van net bedachte termen en eigenaardige woorden’, waardoor ze ‘zo brabbelen dat alleen een brabbelaar ze kan begrijpen en dat dan “diepgang” noemen, die het vulgus (het gewone volk) niet begrijpt’. Historische vergelijkingen gaan altijd mank en ‘als dan’ bestaat in de geschiedenis niet. Maar als Erasmus nu zijn lofrede op de zotheid zou mogen afsteken, zou hij denk ik de consultants zeker niet vergeten. Het modieuze taalgebruik van de consultancy zou voor deze humanist een gruwel zijn.
Ik heb niets tegen consultants, vaak zijn het bijzonder aardige mensen. Maar ze nemen ook een manier van denken mee die dominant is geworden in de jaren negentig; een sturen op cijfers en een gerichtheid op ‘efficiency’ die is vast te leggen in modellen. Spreadsheet management, om het in de termen van de consultancy te zeggen. Een denken dat goed paste bij de politiek van die tijd, waarbij de overheid een stap terug wilde doen en de markt meer ruimte moest krijgen. In de jaren dat ik Tweede Kamerlid was heb ik me verbaasd hoe snel dit denken doordrong in alle lagen van de overheid; van de ministeries in Den Haag tot de kleinste gemeenten in het land. Maar ook in het onderwijs – en zeker op de universiteiten.
In de academische wereld zijn interessante discussies gaande over de waarden van de wetenschap en onze universiteit loopt daarin voorop, met het debat over ‘Erasmiaanse waarden’. Die waarden zijn geen mission statement of management tool, geen vorm van marketing of manier om de Erasmus Universiteit ‘in de markt te zetten’. Ze gaan over het wezen van de universiteit, waar wij voor staan en wat ons van anderen onderscheidt. Voor Erasmus was een nieuwe manier van denken alleen mogelijk nadat hij afscheid had genomen van het oude taalgebruik. In zijn tijd waren dat vooral de woorden en de modellen van de dogmatische theologen. Ik zie uit naar de discussie over hoe we los kunnen komen van de verstikkende taal van de consultants.
Ronald van Raak is hoogleraar Erasmiaanse waarden bij de Erasmus School of Philosophy.