Erasmus wist dat mensen zich beledigd zouden voelen en daarover schrijft hij: “Als iemand zal roepen dat hij gekwetst is, verraadt hij daarmee zijn eigen schuldbewustzijn, of in elk geval zijn vrees.” De naamgever van onze universiteit zei dat je nooit personen mocht kwetsen, maar ook dat je geen enkele groep in je kritiek moest ontzien. Opvattingen die lijken te botsen met hedendaagse gedachten over de universiteit als een safe space. Of wellicht toch niet?
Mijn ouders hebben alleen de ‘lagere school’ gedaan (wat nu primair onderwijs heet); ik was de eerste in mijn familie die ging studeren. De universiteiten in Amsterdam, Leiden of Utrecht, daar durfde ik destijds niet voor te kiezen. Dit waren klassieke of ‘elitaire’ instituten en daar hoorden gewone mensen zoals ik niet thuis. Bij de ‘Erasmus’ had ik dat gevoel veel minder; dit was een universiteit voor iedereen. Aanvankelijk meende ik de wereld prima te begrijpen, maar op de universiteit werd ik geconfronteerd met andere denkbeelden. Mijn politieke denken (socialisme), of mijn geloofsovertuiging (katholicisme), zowat alles wat ik dacht en vond, werd op de kop gezet. Dat betekende veel voor mijn ontwikkeling en die emancipatie gun ik ook alle studenten nu van harte.
Je kunt op een universiteit niet studeren als je jezelf niet veilig voelt. Je kunt ook geen academische opleiding krijgen als jouw vooroordelen en overtuigingen niet worden uitgedaagd en je niet wordt geconfronteerd met ideeën die daarmee botsen. De academische vrijheid is zeker niet onbeperkt: de wet zegt dat je geen haat mag zaaien of geweld mag prediken. Ook los daarvan mag je als universitaire gemeenschap grenzen stellen aan wat wel of niet gezegd mag worden, vaststellen wat voor ons de grenslijn is van de academische vrijheid. Een discussie die prima past in de debatten op de universiteit over de Erasmiaanse waarden en wat het nou eigenlijk betekent om een ‘Erasmiaan’ te zijn. Waarbij onze naamgever nog altijd inzicht kan bieden.
In Lof der Zotheid maakte Erasmus een safe space voor zichzelf. Door zich in dit boek te hullen in de mantel van de dwaasheid wilde hij zijn lezers vanuit een heel ander perspectief leren kijken. Een speels experiment waarin hij de waarheid op de kop zet en bekijkt hoe de wereld er dan zou uitzien en welke inzichten we zo krijgen. De dwaasheid begrijpt niet dat haar dwaasheden de mensen kunnen kwetsen: “Een steen die op je hoofd valt, dat doet echt pijn”, laat Erasmus haar zeggen. Deze filosoof was een meester in de omkering en dat zou ook ons misschien kunnen helpen: de Erasmus Universiteit als een safe space om juist volop te experimenteren en emanciperen. Een ruimte waar studenten gewoonten en vooroordelen veilig aan de kant kunnen zetten.