Niemand weet nog wat het nieuwe normaal inhoudt. Nu het vaccin er is, hebben we de afgelopen maanden verschillende scenario’s uitgeprobeerd om te zien hoe onze samenleving zal functioneren als het virus eindelijk onder controle is. Hoewel sommige van mijn collega’s en studenten, en ook ikzelf, enorm opgelucht zijn dat we voor onderwijs weer terug kunnen naar de campus, weet ik ook dat andere collega’s en veel studenten denken dat onderwijs in collegezalen een beetje passé is. En misschien moeten we, nadat we gedwongen waren onderwijs op afstand te verzorgen, nu gaan denken aan een universiteit die net als de afgelopen anderhalf jaar werkt vanuit streamingstudio’s en onderwijs rechtstreeks brengt naar de ruimtes waar onze studenten die informatie willen ontvangen.
Offline, online of hybride? De toekomst van het onderwijs staat dankzij de coronacrisis op losse schroeven. Wordt alles anders of wordt alles als vanouds? In deze themaweek kijkt EM van alle kanten naar wat coronaonderwijs voor studenten en docenten heeft betekent, hoe het beter kan en waar we zo gauw mogelijk vanaf moeten
Dag- en nachtritmen
De voordelen van kiezen zie ik natuurlijk ook. Ik herinner me nog dat sommige studenten om 9 uur in de ochtend voor de les inlogden terwijl ze nog in bed lagen. En dat ik lesgaf in een mooie trui met make-up op, terwijl ik nog in een pyjamabroek en warme sokken zat.
Maar het gaat niet alleen om ons comfort: ik kan me ook voorstellen hoe online onderwijs eruitziet in de cijfers voor de universiteit, een instelling die blijft groeien en het met steeds minder financiële middelen moet doen. Tegelijkertijd zagen veel docenten in de lockdown-maanden hun rekeningen stijgen (elektriciteit, verwarming, technologie, verlichting, de noodzaak van een betere internetverbinding, een goede bureaustoel). Ik stel me voor dat diezelfde nutsvoorzieningen op de campus bespaard kunnen worden. Sterker nog: geen roosterproblemen meer en lessen kunnen altijd en overal vandaan worden gestreamd, wat studenten de mogelijkheid biedt roosters voor bijbanen en hun eigen dag- en nachtritme te regelen.
De kern van onderwijs
Alles welbeschouwd zal ik toch altijd het belang verdedigen van teruggaan naar het leslokaal. Dat is volgens mij de kern van het onderwijs dat wij (in ieder geval ik) nog steeds willen bieden. Ik werk op een faculteit waar we prat gaan om kleinschalig onderwijs. We zijn van mening dat om de studenten de aandacht te bieden die ze verdienen, het essentieel is om een mengeling te hebben van kleine werkgroepen met daarnaast enkele lange hoorcolleges. Maar nog belangrijker: in de collegezaal worden veel van de bruikbaarheid of zachte vaardigheden bijgebracht die studenten zo graag willen leren om te slagen in hun toekomstige zoektocht naar werk. En het gaat om wat de collegezaal betekent en vertegenwoordigt.
Het belangrijkste wat op de universiteit gebeurt zijn niet de hoorcolleges zelf, maar wat er rondom die colleges gebeurt. Op het moment dat we een zaal ingaan en informatie behandelen, komen de vragen, reacties, twijfels en klachten. Door de lichamelijkheid van de collegezaal kunnen we bijna inademen wat er om ons heen gebeurt. Dit is het belangrijkste bij het ontwikkelen en trainen van onze kritische vaardigheden: het lokaal zou de plek moeten zijn waar we ideeën en theorieën bespreken en onszelf uitdagen om naar anderen te luisteren. De collegezaal biedt geen mogelijkheden om de camera uit te schakelen of gewoon met de discussie te stoppen: volhouden maakt ons niet alleen veerkrachtiger, maar geeft ons tevens de middelen om sterkere en duidelijkere argumenten formuleren.
Kennis creëren
De dialogen die in de collegezaal plaatsvinden zijn vooral relevant omdat daar ook kennis wordt gecreëerd. Als er iets is wat we tijdens deze pandemie hebben geleerd of bevestigd, is het dat informatie beschikbaar is voor iedereen, op elk moment, zonder geografische grenzen. Wij, het onderwijzend personeel, beheersen onze rol als beheerders van materialen die voor iedereen toegankelijk zijn en kunnen verbeteren hoe studenten een onderwerp begrijpen. Natuurlijk kunnen we ook onze eigen video’s en lessen maken. Maar eerlijk gezegd, afgezien van enkele unieke communicators die vaardigheden voor bewerken hebben, of de enorme hulp van onze technologieteams, zijn er al veel video’s de gebruikt kunnen worden bij bepaalde onderwerpen.
Dus waarom hebben we het hoorcollege nodig, en het werkcollege? Om die materialen samen te ontleden, te bespreken en kritisch te evalueren. Om meer kennis te creëren terwijl we kritisch kijken naar wat we samen lezen, luisteren, en de mening van de rest meewegen. Het is duidelijk dat we online kunnen discussiëren en dat prachtige ideeën kunnen worden ontwikkeld via een chat of een blog, maar wanneer we dit met elkaar in dezelfde ruimte doen, kunnen we door persoonlijke uitwisseling dieper ingaan op ideeën die wat verder van ons af liggen. En door het niet met elkaar eens te zijn, leren we ook.
Natuurlijk kunnen we bij online lessen ook unieke dingen doen die op andere manieren financieel niet mogelijk zouden zijn. Veel van mijn collega’s, en ik ook, maakten van de gelegenheid gebruik om voor de online lessen gasten van over de hele wereld uit te nodigen voor het geven van hoorcolleges. Studenten daarentegen konden aan de lessen deelnemen terwijl ze nog bij hun familie waren, bijvoorbeeld in Amsterdam, Brabant, Vietnam of Chili. Heel even waren we er allemaal in Zoom, maar we kunnen niet net doen alsof dat dezelfde ervaring biedt. Voor iedereen die in een ander land woont of studeert, is het leerproces van onderdompelen in een andere cultuur onmisbaar. En dat kan niet alleen via schermen.
Saamhorigheid
Ik heb nog een laatste, centraal punt ter verdediging van de traditionele collegezaal: al weken wordt in Nederland in het nieuws gesproken over de zorgen over het welzijn van studenten. We hebben nu gegevens waaruit blijkt dat meer studenten dan ooit depressief zijn, of zich niet verbonden voelen. Kan dit met collegezalen worden voorkomen? Nee, zeker niet altijd. Maar het geeft ons wel de kans om contact te maken. Er is iets in het lokaal dat meer aan een thuis doet denken dan aan een tempel: het kan de plek zijn waar we verbinding maken, de plaats waar we op tijd moeten zijn, het moment dat naar ons wordt geluisterd. En dat heeft niet alleen te maken met vaardigheden van de docent, maar ook met de mogelijkheid om deel uit te maken van een gemeenschap.
Natuurlijk zullen in de komende jaren nog veel dingen blijven veranderen. Ik verwelkom alle mogelijkheden die nieuwe technologie met zich meebrengt, de geweldige dingen die we kunnen doen voor interactie met de nieuwe platforms. En toch herken ik nog steeds de behoefte aan die ruimte van saamhorigheid, waar onderwijs veel meer brengt dan alleen leren, waar we leren hoe we onze gemeenschap kunnen beïnvloeden door onze gemeenschap te erkennen. Dankzij COVID-19 zal de universiteit als instelling evolueren en ik hoop dat die evolutie ons niet doet verdwijnen uit de ruimte van de gemeenschap, maar ons het belang leert van leren en groeien, met elkaar.