Het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek zou jaarlijks 800 miljoen euro extra moeten krijgen, schrijft adviesbureau Strategy& van PricewaterhouseCoopers. Bovendien moeten de universiteiten een eenmalige inhaalslag maken, waar 300 miljoen euro voor nodig is. Van die jaarlijkse 800 miljoen gaat 400 miljoen naar wetenschappelijk onderzoek en is 200 miljoen bedoeld om achtergebleven investeringen “vlot te trekken”. Met nog eens 200 miljoen euro kunnen de universiteiten kleinschaliger onderwijs bieden.
Dit staat allemaal los van de coronacrisis, die ook veel geld kost. Het rapport kijkt niet verder dan het jaar 2018. Ook de honderden miljoenen van het nieuwe leenstelsel, waarin de basisbeurs is geschrapt, hebben er niets mee te maken.
De hogescholen zouden eveneens een ruimer budget moeten krijgen. Zij hebben wel genoeg geld voor hun onderwijs, menen de rapporteurs, maar niet voor hun praktijkgerichte onderzoek. Ze halen momenteel 65 miljoen euro uit de rest van hun begroting om dat hbo-onderzoek te kunnen betalen. En eigenlijk zouden de hogescholen nog meer onderzoek moeten doen, is de ambitie. Daarvoor hebben ze 120 tot 270 miljoen euro per jaar extra nodig, afhankelijk van het gewenste aantal lectoren.
Al met al gaat het dus om ongeveer 1 miljard euro per jaar voor universiteiten en hogescholen samen. Dat is hetzelfde bedrag dat minister Van Engelshoven zelf ruim een jaar geleden al eens heeft genoemd.
Universiteiten: ‘er is nóg meer geld nodig’
De universiteiten en academische ziekenhuizen zijn zeer te spreken over dit advies aan het volgende kabinet. Toch zou er volgens hen nóg meer geld bij moeten. Want Strategy& heeft volgens hen geen rekening gehouden met de hogere studentenaantallen sinds 2018 noch met allerlei nieuwe ambities op het gebied van onderzoek en innovatie.
Ook de hogescholen reageren verheugd, al komen ze in hun reactie op een hoger bedrag uit dan de adviseurs van Strategy&. De hogescholen lezen in het rapport dat er tot 130 miljoen euro extra nodig is voor de bestrijding van de studie-uitval. Dat klopt niet helemaal: er staat slechts dat een lagere uitval onder hbo-studenten tot een betere besteding van zo ongeveer dat bedrag zou leiden.
De landelijke studentenorganisaties ISO en LSVb zijn eveneens positief. De basisbeurs is in 2015 geschrapt met de belofte van beter onderwijs, maar die belofte wordt volgens hen niet waargemaakt. De honderden miljoenen van de basisbeurs worden nu vooral gebruikt om financiële gaten te dichten en daarom is extra geld inderdaad een goed idee.
Bekostiging moet minder afhankelijk van studentenaantallen
Meer geld is een eenvoudige boodschap, maar hoe verdeel je het goed? Dat is een heel andere vraag, en daar mocht adviesbureau Berenschot zich over buigen. Ook dat rapport is naar de Tweede Kamer gestuurd. Momenteel volgt het overheidsgeld grotendeels de studenten. Dat heeft zijn nadelen. Als een opleiding weinig studenten trekt, zoals Nederlandse taal- en letterkunde, wordt het moeilijk om te blijven bestaan. En wat kan een hogeschool in een krimpregio doen om overeind te blijven? Moet die soms minder opleidingen aanbieden?
‘Ik mag hopen dat deze analyse dadelijk op de formatietafel ligt’
Hogescholen en universiteiten willen graag een ‘stabielere’ bekostiging die minder van studentenaantallen afhangt. Dan kunnen ze beter vooruitkijken. Berenschot begrijpt dat wel, maar een harde conclusie trekt het bureau niet.
De onderwijsinstellingen verschillen volgens het advies zozeer van elkaar, dat het moeilijk is om met een aanpassing van de financiering ieders problemen op te lossen. Daar zit iets in: een kleine zelfstandige pabo bijvoorbeeld is nauwelijks te vergelijken met een grote universiteit. En bij stabiele financiering duiken er weer andere problemen op. Wat doe je dan met een plotselinge groei van het aantal studenten? De populariteit van opleidingen valt niet altijd te voorspellen.
Politieke keuzes
Dus komt het vooral op politieke afwegingen aan. Wat doe je met het hbo in de krimpregio? Hoe houd je kleine, maar belangrijke vakgebieden in leven die te weinig studenten trekken? Je kunt volgens Berenschot het best kijken naar de ‘vaste voet’, oftewel het bedrag dat de onderwijsinstellingen sowieso krijgen. Op historische gronden krijgt de ene instelling nu meer vaste bekostiging dan de andere, maar daar kun je nieuwe keuzes in maken als je die ene opleiding Nederlands wilt redden of als je een hogeschool in de krimpregio wilt steunen.
Maar het wordt nog een lastig spel, want hoeveel steun hebben ze precies nodig? Universiteiten en hogescholen hebben nog altijd niet in kaart gebracht wat een opleiding precies kost. Lesuren, overhead, faciliteiten… het is allemaal niet gedetailleerd na te gaan. Het zou het goed zijn als dit probleem door de instellingen wordt opgepakt, schrijft de minister in haar begeleidende brief aan de Kamer.
Er spelen meer belangen, die in de rapporten goeddeels onbesproken blijven. Sommige politieke partijen hopen bijvoorbeeld dat opleidingen dankzij ‘stabielere’ financiering minder jacht gaan maken op (buitenlandse) studenten en beter hun best zullen doen om studenten naar de meest geschikte opleiding te loodsen – ook als ze die opleiding zelf niet aanbieden.
Formatietafel
Het is de vraag wat er met deze rapporten gaat gebeuren. De verkiezingen van 17 maart hebben grote invloed op de toekomstige koers. In een interview met het HOP verbaast minister Van Engelshoven (D66) zich erover dat de grootste partij in de peilingen, de VVD, 200 miljoen euro wil bezuinigen op de ‘lumpsum’ van universiteiten en hogescholen.
Ze ziet de rapporten als een ‘stevig fundament’ voor haar pleidooi om minstens een miljard extra in het hoger onderwijs te investeren en hoopt dat het volgende kabinet iets doet met de onderzoeken. “Ik mag hopen dat deze analyse dadelijk op de formatietafel ligt en dat partijen dan zeggen: die bekostiging moet toereikend zijn. Als er met brede steun in de Tweede Kamer om zo’n onderzoek is gevraagd, dan schept dat wel verplichtingen.”