Marion Koopmans op Radio 1, Marion Koopmans bij talkshows op TV, Marion Koopmans in de NRC. En voor Ab Osterhaus, voormalig hoofd van de afdeling Viroscience van het Erasmus MC, geldt hetzelfde: ze zijn niet meer uit de media weg te denken sinds de uitbraak van de pandemie. Het zijn de virologische deskundigen van de Rotterdamse school waar Nederland en masse naar luistert voor duiding, in onzekere tijden van corona.

Natuurlijk, televisieoptredens zeggen niet veel over kwaliteit, maar ook voor de wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Nederlandse regering geldt de Rotterdamse afdeling als een belangrijke raadgever. Wetenschappelijk gezien behoort Rotterdam tot de wereldtop. Verschillende prijzen, waaronder de Stevinpremie van de NWO in 2018, vielen de afdeling ten deel. Hoe is ze dat gelukt? Vier sleutels naar succes.

Nic Masurel: zéér getalenteerd, zéér bescheiden

masurel
Nic Masurel, eerste hoofd van de Rotterdamse virologie-afdeling. Beeld door: Collectie Erasmus MC Erfgoed

Het begon allemaal in 1971. In een hoekje van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde staat een bericht: ‘adreswijziging’. Ene ‘N. Masurel’ schrijft: “In overleg met de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Volksgezondheid en de Directeur-Generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie te Genève, is ingaande 1 mei 1971 het Nationaal Influenza Centrum van de WHO (…) verplaatst naar de Medische Faculteit Rotterdam.”

“Het ontstaan van de Virologie-afdeling in Rotterdam leidt terug naar de van origine Leidse viroloog Nic Masurel”, zegt Mart van Lieburg, medisch historicus van het Erasmus MC. Masurel was een zeer bescheiden man en college geven behoorde niet tot zijn kwaliteiten, maar als onderzoeker behoorde hij tot de wereldtop. “Hij promoveerde in 1957 in Leiden. Zijn onderzoek was een absolute wereldpublicatie en vestigde zijn status. Hij toonde aan dat verschillende epidemieën dezelfde verwekker kunnen hebben, omdat de virussen zich voortdurend aanpassen. De verwekker van de epidemie van 1956-1957 bleek verwant aan die van de Spaanse Griep.”

Masurel, tot dan toe virologisch onderzoeker in het historisch gezien veel toonaangevender Leiden, wordt in 1971 overgehaald om naar Rotterdam te komen door de oprichter van de Medische Faculteit Rotterdam (voorloper Erasmus MC), Andries Querido. Masurel was nog niet in Rotterdam gearriveerd of het Nationaal Influenza Centrum van de wereldgezondheidsorganisatie (WHO), tot dan toe ook in Leiden, volgde.

Leiden kende, omdat de medische faculteit aldaar veel ouder is, al veel langer dan Rotterdam een grote expertise op het gebied van luchtweginfecties. Maar Masurel koos desondanks voor Rotterdam. “Rotterdam was een jonge faculteit. Dat karakter en die uitstraling hadden ze ook: een jonge en strijdvaardige ploeg. Het was een sfeer van: daar kan veel gebeuren. Dat was aantrekkelijk voor hem”, zegt Gerard van Doornum, auteur van een recent uitgekomen boek over de Nederlandse virologie.

Het bleek een meesterzet van Querido: Masurel was succesvol in Rotterdam. Hij wist in twintig jaar een eigen afdeling van zeven fulltime krachten op poten te zetten, zorgde voor duidelijke organisatielijnen in een tijd dat die er nog niet waren, haalde de landelijke afdeling van de WHO naar Rotterdam en bestendigde zijn onderzoek. In 1991 ging Masurel met emeritaat. Een benoemingscommissie, met Masurel als adviseur, koos de opvolger.

Rotterdam en dieren

Die opvolger werd Ab Osterhaus, dierenarts van origine. En dat is geen ongebruikelijke achtergrond in Rotterdam. Floor Haalboom, gepromoveerd op de behandeling van zoönosen in Nederland, zegt dat de stad Rotterdam een lange traditie kent van het betrekken van de veterinaire tak in de virologie. “Op die manier heeft Rotterdam al lang een brede blik op virussen en de mogelijke oorzaken van virusinfecties.”

Die traditie begon zelfs al voordat de virologie of de Medische Faculteit Rotterdam bestond, rond 1900. “Jan Poels, dierenarts-bacterioloog, was directeur van de Rijksseruminrichting in Rotterdam. Dat is een landelijk instituut, opgericht in 1904, gericht op de bestrijding van en onderzoek naar veeziektes, maar door Poels’ brede netwerk deden zij ook veel onderzoek naar mensenziektes. Hij werd in 1911 bijzonder hoogleraar toegepaste bacteriologie in Leiden, als tweede dierenarts in Nederland aan een Medische Faculteit.”

In de jaren dertig – ’op dat moment is virologie als discipline net nieuw en hot’ – werkten in Leiden verschillende dierenartsen op de virologie-afdeling van het Instituut voor Preventieve Geneeskunde. Zij waren ook nauw verbonden bij het onderzoek aan de Rijksseruminrichting in Rotterdam. De school waar Masurel het vak leerde, was in Leiden. “In 1947 was Jacob Dirk Verlinde in Leiden de derde dierenarts in Nederland die hoogleraar werd aan een medische faculteit. Dat was alles behalve vanzelfsprekend.”

Dat Masurel uit een school kwam waar verschillende dierenartsen werkten, was ook te merken aan zijn werk, volgens  Haalboom. “Masurel promoveert op een boek over de aanwezigheid van antistoffen tegen varkensinfluenza in menselijk bloed. Hij ontwikkelde zich als een belangrijk bepleiter van het idee dat het influenzavirus vanuit dieren oprukt. Die Rotterdamse traditie van samenwerken met veterinaire virologen is voortgezet door Osterhaus te benoemen. Nu nog steeds zie je die traditie terug in Rotterdam met Koopmans, ook opgeleid als dierenarts.”

Ab Osterhaus: ‘extreem dynamische’ ondernemende viroloog

In tegenstelling tot zijn voorganger past het woord bescheiden niet bij het karakter van Ab Osterhaus, zegt Van Doornum. Dat had voordelen. “Hij heeft in zijn tijd veel talentvolle mensen naar Rotterdam weten te halen. Denk aan de hoogleraren Ron Fouchier, Thijs Kuiken, Marion Koopmans en Guus Rimmelzwaan.” Rob Benner, destijds lid van de benoemingscommissie van Osterhaus: “Ab is extreem dynamisch. Voor jonge mensen is het geweldig om bij hem te werken, je kunt veel van hem leren. Dat trok mensen.”

Benner vertelt dat het Erasmus MC Osterhaus ten tijde van het emeritaat van Masurel graag wilde hebben. “Ons kwam ter ore dat Osterhaus, die toen bij het RIVM zat, geïnteresseerd was in Rotterdam, mede vanwege onze banden met de WHO. Hij had op dat moment al een geweldig track record op het gebied van virologie bij de RIVM, had daar een sterke groep neergezet, dus wij wilden hem graag hebben.”

Ab Osterhaus 2056_LevienWillemse
Een jonge Ab Osterhaus, de man die (veel) geld en mensen wist te trekken naar Rotterdam. Beeld door: Collectie Erasmus MC Erfgoed

Hij was bovendien heel inventief in het aantrekken van fondsen. “Wat onder Masurel een vrij kleine afdeling was, is onder Osterhaus uitgegroeid tot een afdeling van zo’n 80 fte. In de jaren negentig – toen financiering door bezuinigingen moeilijk te vinden was – wist Ab toch altijd bronnen in binnen- en buitenland aan te boren.”

Die ondernemende kant heeft Osterhaus soms ook kritiek opgeleverd. Ten tijde van de uitbraak van de Mexicaanse griep in 2009 adviseerde Osterhaus de Nederlandse overheid een grote hoeveelheid vaccins in te kopen. Die bleken uiteindelijk goeddeels onnodig en Osterhaus bleek aandeelhouder te zijn van het bedrijf dat de vaccins onderzocht. Het ziekenhuis en Osterhaus hebben altijd ontkend dat hij daar financieel voordeel van had. Hij mocht aanblijven als hoogleraar.

Marion Koopmans: eropuit

Vanaf 2013, toen Ab Osterhaus met emeritaat ging, mocht Marion Koopmans de afdeling Viroscience leiden. “Zij heeft ook lang bij het RIVM gewerkt en heeft zich daar vooral met epidemiologie bezig gehouden. Dat is de reden waarom ze ook in het Outbreak Management Team (OMT) kwam”, zegt van Doornum. Ze heeft bovendien een belangrijke adviserende rol voor de WHO.

Marion-Koopmans-Rafael-Philippen
Marion Koopmans, geroemd om de wereldwijde netwerken die ze creëert om infectieziekten systematisch en grootschalig te bestrijden. Beeld door: Rafaël Philippen

Koopmans wordt geroemd om het feit dat ze ‘wereldwijde netwerken om infectieziekten systematisch en grootschalig te bestrijden’ creëert, schrijft de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) in het juryrapport bij de uitreiking van de Stevinpremie, de hoogste Nederlandse prijs op het gebied van kennisbenutting in de samenleving. Ze trok tijdens de uitbraak van het ebolavirus in 2015 naar Afrika om drie mobiele laboratoria op te zetten en was ook in Zuid-Amerika en de Caraïben ten tijde van het zikavirus. Ook zette ze een online databank op om infectieziektes vroeg te detecteren.

Dat is ook een eigenschap van de Rotterdamse school, volgens Benner. “Ze trekken eropuit om via veldwerk, waar ook ter wereld, virusmonsters te verzamelen en te identificeren. Ze zijn daarbij steeds erg succesvol omdat ze een diverse groep vormen van onderzoekers die in verschillende delen van de virologie gespecialiseerd zijn.” Van Doornum: “Tijdens de SARS-uitbraak in 2003 participeerde Rotterdam als enige Nederlandse afdeling virologie in onderzoek daarnaar. Later, toen MERS opkwam (net als SARS ook een coronavirus, red.) was er in Rotterdam al expertise op dat gebied.”

Maar, zegt Van Doornum, we moeten er geen wedstrijd van maken of gaan doen aan borstklopperij. “Het gaat er niet om of Rotterdam beter zou zijn dan Amsterdam of de beste internationaal. Samenwerking is veel belangrijker voor het uiteindelijke resultaat dan het aantal citaties of het in huis hebben van de beste spelers.”

WhatsApp Image 2020-04-21 at 16.17.26
Microtoom uit circa 1965. Daarmee kon zeer nauwkeurig dunne coupes of plakjes gesneden worden. Een voorwaarde om preparaten te bestuderen onder een microscoop. De microtoom bestaat uit een zeer scherp mes dat stabiel is opgesteld en langs het snijblok kan worden bewogen. Dit exemplaar heeft een cruciale rol gespeeld in onderzoek wat heeft bijgedragen aan de status ‘Regionaal Expertise Centrum’. Beeld door: Collectie Erasmus MC Erfgoed
Lees 3 reacties