“18 Maanden Gevangenisstraf en 3000 Gulden Boete voor professor, die naar Engelsche radio luisterde”, kopte de Haagse krant Het Ochtendblad op 19 oktober 1940. De professor die een dag eerder terechtstond was C.W. (Carl Wilhelm) de Vries, de destijds 58-jarige rector van de Nederlandsche Handels-Hoogeschool (NEH), een van de voorlopers van de Erasmus Universiteit.

Radio Oranje

De Vries had op 3 september 1940 een college staatsrecht gegeven, waarin hij ‘de houding van het Nederlandsche volk ten aanzien van het Koningshuis besprak’. In dat college wees hij zijn studenten op Radio Oranje, het programma waarmee de Nederlandse regering in ballingschap vanuit Londen tijdens de Duitse bezetting de Nederlanders toesprak. “Zooals ik zelf via de radio beluisterd heb en zooals gij waarschijnlijk allen ook gehoord zult hebben…”, zei De Vries volgens Het Ochtendblad in zijn college.

Luisteren naar de BBC, de Engelse zender die Radio Oranje uitzond tijdens de Tweede Wereldoorlog, was verboden. De Vries werd op 28 september gearresteerd en drie weken later veroordeeld en ontslagen als rector. “Ik vermoed dat de Duitsers niet blij waren met de colleges staatsrecht die hij gaf. Dat zal niet het juiste type staatsrecht zijn geweest”, vertelt kleindochter Hanna de Vries bij haar thuis in Schiedam. “Gij allen luistert natuurlijk evenals ik naar de Engelsche zender”, citeert ze uit een van de boeken voor haar op de keukentafel. “Daar konden ze hem op pakken, want dat was verboden.”

Jongensachtige bravoure

Hanna-de-Vries-Ronald-van-den-Heerik
Hanna de Vries, kleindochter van C.W. de Vries. Beeld door: Ronald van den Heerik

Het was geen daad van verzet, denkt De Vries, die tussen 1993 en 2011 adjunct-directeur was van de Rotterdamse Universiteitsbibliotheek. “Mijn grootvader was eigenwijs en had een soort jongensachtige bravoure. Hij vond het als hoogleraar Staatsrecht belangrijk om in die periode interessante en belangrijke staatsrechtelijke ontwikkelingen in Nederland te bespreken in zijn colleges. Het lag in zijn aard om geen blad voor de mond te nemen.”

Professor De Vries zat zijn straf uit in Scheveningen, werd in december 1940 overgeplaatst naar het Duitse Bochum en zat tussen december 1941 en 14 maart 1942 opnieuw in de Scheveningse gevangenis. “Hij heeft zich daarna wel koest gehouden”, vertelt kleindochter De Vries. “Het was voor de familie natuurlijk zwaar. Een deel vond het achteraf wel stoer, maar het was natuurlijk niet zo heel handig dat hij tijdens de oorlog in de gevangenis zat en daarna geen werk had. Hij betreurde de consequenties voor de familie ook.”

Henri Pieck

In die laatste maanden in Scheveningen bracht professor De Vries voornamelijk door in de bibliotheek van de gevangenis. “‘Ik leef ongeveer in de bibliotheek’, schreef hij aan de familie”, vertelt zijn kleindochter. “Daar ontmoette hij Henri Pieck, de tweelingbroer van Anton Pieck.” Pieck zat vast, omdat hij een prominent lid was van de communistische partij en de illegale bladen De Waarheid en De Vonk in zijn atelier werden gestencild.

Net als zijn beroemdere tweelingbroer Anton Pieck was Henri Pieck kunstenaar. In de gevangenis tekende hij bewakers, in ruil voor gunsten, en medegevangenen. Zo ook professor C.W. de Vries. De twee raakten bevriend tijdens de maand die ze samen doorbrachten in de gevangenisbibliotheek.

Na de oorlog werd C.W. de Vries in ere hersteld en opnieuw rector van de NEH. “Toen er een portret gemaakt moest worden, wilde hij dat Henri Pieck dat zou doen. Pieck was natuurlijk bepaald geen society-schilder, met zijn communistische achtergrond. Maar mijn grootvader, een echte liberaal, was iemand die met iedereen overweg kon.”

Portret vermist

Kleindochter De Vries kende het portret alleen van een foto. “Toen ik bij de Erasmus Universiteit ging werken, vertelde mijn vader verhalen over mijn grootvaders tijd op de NEH. Hij wist dat de familie het portret in 1946 aan de universiteit had geschonken. Maar waar het was gebleven, wisten we niet. Het laatste wat bij mijn familie bekend was, was dat het schilderij in 1968 mee verhuisde van de Pieter de Hoochweg naar campus Woudestein.” De familie had wel nog een zwart-witfoto van het portret, en daarmee ging De Vries naar Cora Boele van het Universitair Historisch Kabinet.

Ook Boele wist niet waar het portret was en gaf het op als vermist bij de Rijksdienst Kunsthistorische Documentatie. Toen de Erasmus School of Economics eind vorig jaar moest verhuizen uit het Tinbergengebouw, deed Boele een oproep om kunstwerken die tijdens de verhuizing werden gevonden te melden bij het Universitair Historisch Kabinet.

Stomerij

Op een gegeven moment kwam er bericht van Fiscale Economie: op de dertiende verdieping van het Tinbergengebouw was een portret gevonden. C.W. de Vries, staat op de achterkant van het schilderij. Boele toont het portret in haar kabinet onder de Theilhal. Daar staat het nu tijdelijk, schoongemaakt en wel, tussen de archiefdozen. “Het ziet eruit alsof zijn pak net naar de stomerij is geweest”, grapt Boele. “De aanslag van sigaren en sigaretten was duidelijk te zien.” Het portret krijgt binnenkort een plekje in het Erasmusgebouw, op de muur bij het Bureau van de Pedel.

Boele is blij dat het portret, dat een halve eeuw zoek was, teruggevonden is. Niet alleen vanwege het verhaal van professor De Vries, maar ook omdat het portret zelf bijzonder is: “Het is hoog en smal, waarschijnlijk omdat het in 1946 is gemaakt. Ik vermoed dat de kunstenaar zo kort na de oorlog geen ander materiaal voorhanden had.”

Ook kleindochter Hanna de Vries is blij dat het portret weer terecht is. “Het was gek dat het kwijt was. We waren al bang dat iemand meneer Pieck wel leuk vond”, lacht ze. Bovendien is het een mooie aanleiding om terug te blikken op haar grootvader de professor: “Het was een behoorlijk onconventionele man die zich nergens wat van aantrok. Als kleinkinderen zagen wij vooral de jongensachtige bravoure die hij altijd heeft gehouden. Dat maakte hem een leuke grootvader. Ik ben niet per se trots op wat hij zei tijdens dat college: hij zei gewoon wat hij wilde zeggen. Ik ben wel trots op hem zoals hij zijn leven heeft geleefd, wat hij allemaal heeft gedaan, voor anderen en vooral voor de maatschappij.”

Carl Wilhelm de Vries werd in 1925 hoogleraar Staats- en administratief recht bij wat toen nog de Nederlandsche Handels-Hoogeschool heette. In 1934-1935 was hij voor het eerst rector. In 1940 was hij dat slechts een maand. Na de oorlog werd De Vries door de universiteit in ere hersteld en was hij tussen 1945 en 1947 de eerste naoorlogse rector. In 1952 ging hij met emeritaat. Hij zat onder andere in het bestuur van de Algemene Armencommissie en betrokken bij de invoering van de Algemene Bijstandswet in 1965. Als parlementair historicus schreef hij boeken over Thorbecke en Koning Willem III. Hij is in 1967 overleden.